Terug naar levensverhaal overig
De Pionier van Philips: mijn eerste radio. Niet zo’n luxe geval als kinderen tegenwoordig op hun slaapkamer hebben staan. Nee, een zelfgebouwd kristalontvangertje. Met een oortelefoontje (voor één oor). Maar ik weet zeker dat ik er minstens zo gelukkig mee was als de jeugd van nu met haar Dolby 5.1 systemen en MP3-spelers.
Toen ik, nadat ik het radiootje in elkaar had gezet, ’s avonds in bed de eerste geluiden in mijn oortelefoontje hoorde, voelde ik me de koning te rijk. En dat de muziek soms vergezeld ging van fluittonen en sommige stations langzaam wegzakten en later weer opkwamen maakte me allemaal niets uit. Ik had mijn eigen radio. En ook nog zelf gebouwd.
Philips kwam in die tijd (eind vijftiger jaren) op de markt met de Pionier-serie. Bouwdozen voor jongens en meisjes vanaf een jaar of 10. De Pionier was er in drie uitvoeringen: de I, de II en de III. De Pionier III was de meest uitgebreide: in plaats van het oortelefoontje had deze al een luidsprekertje. Er bestonden ook pakketten om van de I een II en om van de II een III te maken.
Na een aantal verjaardagen en sinterklaasavonden was ik de trotse eigenaar van een echte Pionier III.
Mijn vriendje Thijs was ook in het gelukkige bezit van zo’n radio.
Samen hebben heel wat afgeknutseld. Niet alleen met onze Pionier, maar lang daarvoor waren we ook al regelmatig technisch bezig. Zo hadden we een manier bedacht om ’s avonds, als we geacht werden allang in bed te liggen, met elkaar te communiceren. We hadden allebei op onze verjaardag een elektro-hobbydoos gekregen die bestond uit een transformator, een aantal zwakstroomschakelaartjes en drukknopjes, een bos “schelledraad”, wat fittingen en 6 volt lampjes. Met dit materiaal hadden we allebei een lampje op het schuurtje achter ons huis gemonteerd. Dit lampje konden we vanuit onze slaapkamer met een drukknop bedienen. En omdat we in hetzelfde rijtje huizen woonden (er zaten 4 huizen tussen) konden we vanuit onze slaapkamers elkaars lampjes zien. In de bibliotheek hadden we inmiddels een boekje gevonden waarin het morse-alfabet stond afgedrukt. Dit allebei overgeschreven en we konden ’s avonds met elkaar praten. Hoewel praten … soms begrepen we elkaar. Het morse-seinen met behulp van de drukknop was op zich al moeilijk, maar vele malen gemakkelijker dan het “lezen” van een klein 6 volt lampje 40 meter verderop.
Maar toen kwam dus de Pionier. Thijs en ik waren op allerlei manieren aan het experimenteren. We ontdekten dat we de oortelefoontjes ook als microfoon konden
gebruiken. Door de radio’s met behulp van schelledraad met elkaar te verbinden hadden we onze versie van de telefoon ontwikkeld: praten door het oortelefoontje en tegelijkertijd luisteren door de luidspreker.
Met schelledraad moesten we nu een verbinding tussen onze beide huizen aanleggen. Daarvoor kwam het goed van pas dat een schutting de achtertuintjes van onze rij huizen scheidde van de tuin van de erachter gelegen school. De naden tussen de planken van die schutting aan de schoolkant hebben we gebruikt om er de draden in te leggen. Daarna hebben we met behulp van kit de naden weer dichtgemaakt.
Nu konden we ’s avonds in bed echt met elkaar praten.
Maar al snel ontdekten we nog meer mogelijkheden. In tegenstelling tot mijn ouders hadden die van Thijs al een pick-up en een serie 45-toeren plaatjes. We kregen het voor elkaar deze pick-up aan te sluiten op de Pionier van mijn vriendje.
Vanaf dat moment verzorgde Thijs ’s avonds speciaal voor mij via de kabel radiouitzendingen, waarbij ik verzoekplaatjes kon aanvragen. “De Postkoets” van de Selvera’s herinner ik me nog als een van mijn favorieten. Wat hebben we veel plezier beleefd aan deze radiouitzendingen. Maar ze hadden ook een negatieve kant: als we ruzie hadden moest ik het vóór de avond weer goedmaken, anders bleef ik ’s avonds verstoken van de muziek.
Met heel veel plezier denk ik terug aan mijn Pionier.
NB: De handleiding van de Pionier III brengt me meteen terug naar die tijd.
Terug naar levensverhaal overig