Tijdens mijn jeugd vond ik mijn ouders vreselijk ouderwets. Bij mijn vriendjes thuis hadden ze een échte radio. En een pickup met grammofoonplaten. Maar bij ons niet, wij moesten het doen met de Draadomroep. Dat vond ik stom, want zenders met muziek voor jongeren, zoals Radio Luxemburg en Veronica, kon je er niet op ontvangen. Dat vonden mijn ouders overigens niet erg, ze hielden niet van die ‘schreeuwmuziek’. Moeder noemde het ‘allemaal jess’.
Waar werd dan wel naar geluisterd? Ik herinner me aan het begin van de zondagmiddag, na het nieuws van één uur: De toestand in de wereld, van mr. G.B.J. Hilterman. En wat later op de zondagmiddag het sportprogramma Avro’s Wekelijkse Sportrevue, met aan het eind de voetbaluitslagen, voorgelezen door Frits Van Turenhout.
Verder waren mijn ouders dol op klassiek. En dan vooral op de door mij nog steeds verfoeide operettemuziek.
Draadomroep was radio via de kabel, vergelijkbaar met de latere kabel-tv.
Het enige wat je nodig had was een luidspreker en een programmakiezer. En natuurlijk een Draadomroep-aansluiting bij de PTT.
Een kabel met een loden mantel, liep van huis naar huis en was bevestigd tegen de buitenmuur. Bij elk huis werd óf een lus in de kabel gelegd, dan had die woning geen aansluiting, óf er werd een kabelmof gemonteerd waarin de aftakking werd gemaakt.
De programmakiezer had twee draaischakelaars. De bovenste was om het programma te kiezen. Hij had de standen 1, 2, 3 en 4. Tussen elke twee standen stond een nul: uit. De standen 1 en 2 waren voor respectievelijk Hilversum 1 en Hilversum 2, in stand 3 kreeg je meestal een buitenlandse zender en in stand 4 luisterde je naar klassieke muziek. Met de onderste schakelaar kon je het volume instellen.
Er was ook een uitvoering waarbij de draaischakelaars gecombineerd waren: met de buitenste koos je het programma, met de binnenste het volume (zie plaatje).
De geluidskwaltiteit van de Draadomroep was in vergelijking met de radiotoestellen van vóór het FM-tijdperk eigenlijk best goed. En storingsvrij.
Ik weet nog dat ik in de periode voordat ik échte popmuziek ging waarderen, ik was een jaar of twaalf, dertien, het heerlijk vond als mijn ouders op zondagmiddag weg gingen en ik niet mee hoefde. Dan luisterde ik van vijf tot zes naar de Norddeutsche Rundfunk. Die zond dan de hitparade uit met allemaal Deutsche Schlagers. Helemaal weg was ik ervan. Toen nog wel. Gitte Hænning, Wencke Myhre en Siw Malmkvist, Marika Kilius en Hans-Jürgen Bäumler waren onder andere de vertolkers van de zwijmelnummers die ik toen prachtig vond.
Pas op mijn eenentwintigste kochten mijn ouders een échte radio. Stereo met pick-up. Door de week was ik de deur al uit, maar tijdens de weekenden verbleef ik nog in mijn ouderlijk huis.
Van mijn eerste verdiensten kocht ik toen mijn eerste LP’s. Heerlijk vond ik het, om op vrijdagavond bij muziekhandel Spans, in de Hoofdstraat binnen te stappen en te neuzen in de bakken en platen te beluisteren.
De eerste LP die ik ooit kocht was ‘Beatles For Sale’: sweet memories.