Het is meer dan dertig jaar geleden dat ik er voor het laatst binnen was: in het huis waarin ik ben geboren en opgegroeid. Maar ik hoef niet eens mijn ogen te sluiten om het allemaal weer voor me te zien. De lange gang, met achterin de deur naar de keuken.
Als je vanuit de gang de keuken binnenkwam, stond rechts de wasmachine en de koelkast. Links een smal gaskacheltje en het gasfornuis. Boven het fornuis een schouw. Met een rood-wit geblokt valletje. Op het plankje voorraadbussen, de koffiemolen, een pakje koffiebonen en theezakjes.
Het aanrecht had een granieten blad. Boven het aanrecht het keukenkastje, bloemetjespapier op de planken. De geiser boven de gootsteen. “Fasto” stond er op. Door het gaatje zag je het waakvlammetje, dat regelmatig uit ging.
Achterin de keuken was de deur naar buiten. Voor het raam hing een vitrage, aan de boven- en onderkant strakgespannen door een spiraaldraad met van die witte knoppen aan het eind. De vitrage was aan de onderkant naar binnen geschoven zodat er links en rechts driehoeken waren waardoor je naar buiten kon kijken. Naar het achterplaatsje en de schuur.
Links van de buitendeur bevond zich boven het aanrecht een smal raam. Op het vensterbankje onder dat raam stond het scheerspiegeltje van vader. Zo’n geval met een rose plastic rand en een metalen beugeltje aan de achterkant zodat hij rechtop kon staan.
Vader schoor zich in de keuken. We hadden geen badkamer, alleen een douchecabine. Op de slaapkamer van mijn ouders was wel een vaste wastafel, maar om goed licht te hebben, moesten de gordijnen open en dan stond vader te koop voor de kinderen in de school achter ons huis. Dat zal het geweest zijn.
Dus ’s ochtends was de keuken een poosje vaders domein, de rest van de dag was hij er weinig of niet te vinden.
Hij kon heel boos worden als wij, mijn 3 jaar jongere broertje en ik, de keuken in en uit moesten, juist als hij zich stond te scheren. Ik zie hem nog staan tieren in zijn hemd, resten scheerzeep aan de wangen, bloedende sneetjes.
De scheerspullen lagen in het keukenkastje. Het kommetje met de scheerkwast, de scheerzeep, de scheermeshouder en de scheermesjes Gilette Nacet in de paarse verpakking, met het plaatje van de krokodil die met een scheermesje doormidden wordt gesneden. Verder lag er het aluinstaafje om het bloeden te stelpen en natuurlijk de aftershave: groene Fresh-up, in het vierkante flesje.
Ook vaders tube aambeienzalf lag daar. We hadden in de wc nog geen wasbakje. Dus ook dát gebeurde in de keuken. Omdat de deur van de keuken niet op slot kon, postte moeder zich dan in de gang voor de keukendeur. ‘Vader is even bezig.’
Wij lachen, vader boos.
En helemaal mooi werd het als wij met vriendjes achterom liepen en door de keukendeur naar binnen wilden. Die deur was dan overigens wel op slot.
Vader vond dat hij buiten zijn persoonlijke verzorging niets te zoeken had in de keuken. Toch wist hij moeder indirect wel te ontlasten. Als mijn broertje en ik na het eten richting keuken liepen, klonk steevast: ‘Nooit met lege handen lopen.’ Vader had op dat moment de tafel al verlaten en plaatsgenomen in zijn luie stoel bij de kachel.
Ook hoor ik hem nog zo vragen: ‘Kasper, help jij moeder met de afwas?’ Een retorische vraag, want als ik protesteerde, werd hij gevolgd door: ‘Je kunt haar toch niet die hele afwas alleen laten doen?’
En om eerlijk te zijn, was het voor mij nooit een straf. Ik vond het gezellig. Moeder waste, ik droogde. Ondertussen gezellig kletsen of zingen, vaak tweestemmig.