Meisjesplassertje

Terug naar  levensverhaal overig

Een jaar of tien was ik. Geïnspireerd door de avondvierdaagse en andere wandeltochten waaraan we in die tijd meededen, besloten vriendje Thijs en ik, ondernemend als we waren, zelf een wandeltocht te organiseren. 

We hadden de zaak terdege voorbereid. Route uitgezet en keurig uitgetypt op de schrijfmachine van mijn vader. De wandeling ging richting Transjordanië. Onderweg zouden we het inmiddels niet meer bestaande gehucht Tweelo met zijn oude boerderijen aandoen.

De dag waarop het evenement zou plaatsvinden, was het prachtig wandelweer. Helaas hadden we nog maar twee inschrijvingen: Thijs en ikzelf. We moesten dus actief deelnemers werven. Wat nog niet zo eenvoudig bleek: onze buurtvriendjes hadden er geen zin in. Goede raad was duur. Tot we opeens mijn buurmeisje Marijke en haar vriendinnetje Aukje zagen lopen. De twee waren een jaar of drie jonger dan wij, maar zouden deze tocht best aankunnen. 

 In eerste instantie hadden ze er weinig oren naar, maar bij het zien van de zak snoep voor onderweg en de flesjes limonade die we halverwege, tijdens de rust zouden nuttigen, hapten ze toe. Uiteraard nadat ze eerst hun moeders om toestemming hadden gevraagd. 

Zo kon de wandeling toch nog van start gaan. Voorop liepen Thijs en ik, achter ons de beide meisjes. Keurig in de pas. Eerst, zoals bij een echte wandeltocht, midden op straat. Maar na twee claxonnerende auto’s en een scheldende fietser kozen we toch maar voor het trottoir. 

Uiteraard werd er gezongen. De liedjes die we nog kenden van de avondvierdaagse’, zoals ‘Ik heb een potje met vet’ en ‘Julia was zo mooi’. 

Achter de flats op het Troelstraplein hielden we de rust. Op de plek waar nu de Treubstraat is, was toen een vlakte met opgespoten zand, hier en daar al uitgegraven voor de toekomstige woningen. 

We zochten een mooi plekje tussen de zandbulten om onze beentjes te strekken. Lekker uit de wind, in de zon. 

Nadat we onze flesjes hadden leeggedronken, moesten de meisjes plassen. Discreet  trokken ze zich terug achter een zandbult. 

Omdat ik niet was gezegend met een of meer zusjes en het nog niet de tijd was dat moeders in hun blootje door huis liepen, had ik geen idee hoe een meisjesplasser eruit zag. We tekenden altijd wel heel stoer met krijt een rondje met een streep en binnenin een kleiner rondje, waar we dan ‘Kut’ onder, boven of naast schreven, maar dat was meer kopieergedrag dan figuratief realisme. 

Ik vond het dus wel heel spannend: twee plassende meisjes op nog geen twee meter afstand. 

Nadat de dames waren teruggekeerd, durfde ik de vraag die op mijn lippen brandde, zowaar uit te spreken: ‘Mogen wij jullie plassertje zien?’ 

 ‘Als wij die van jullie mogen zien.’ 

Als één man stonden Thijs en ik op en begonnen onze broek los te knopen, zodat even later onze piemeltjes in de richting van de meisjes wezen. 

Zonder wat te zeggen trokken die zittend hun rokje omhoog. Ik zie het zo weer voor me: Marijke droeg een wit, Aukje een bruin broekje. Toen die ook omlaag gingen, voelde ik voor het eerst van mijn leven erotische spanning. We keken ons de ogen uit naar die lieve kleine spleetjes. 

Veel tijd om ervan te genieten was ons echter niet gegund, want op dat moment hoorden we een luide vrouwenstem roepen: ‘Aukje, Marijke, niet doen!’ 

Juf Lummie

Verschrikt keken we alle vier in de richting van de stem. Daar stond op een balkon van een van de flats, hevig gebarend, juf Lummie van de kleuterschool. Die zowel de beide meisjes als mij in de klas had gehad.

Helemaal ontdaan en geschrokken, fatsoeneerden we onze kleren en besloten dat het tijd werd om onze wandeltocht te vervolgen. 

We hadden echter nog geen drie stappen gedaan of daar kwam juf Lummie aanrennen. ‘Aukje en Marijke, wat jullie deden, mag beslist niet hoor! En jij Kasper, je moet je schamen!’

Thijs, in mijn ogen net zo schuldig als ik, werd niet aangesproken. Hem kende juf Lummie niet, omdat hij zijn kleutertijd had doorgebracht op de christelijke kleuterschool. 

‘En nu gaan jullie regelrecht naar huis!’

Stilletjes gingen we weer op pad, langs de kortste weg, zoals juf ons had bevolen. En gezongen werd er niet meer.

Een paar dagen later ging ik ’s avonds naar bed nadat ik mijn vader, die nog boven zat te werken, welterusten had gewenst. Ik wilde net in bed stappen toe hij me riep. Of ik nog even bij hem kon komen. 

‘Ga maar even zitten,’ zei hij, toen ik zijn kantoor binnenkwam. ‘Wij moeten praten.’

Hij vertelde dat Juf Lummie had gebeld. Ik begreep vast wel waarom. 

Opeens vond ik het verschrikkelijk warm in die kamer. Ik voelde dat ik een kleur kreeg. Het zweet liep in straaltjes over mijn rug. 

‘Je begrijpt natuurlijk dat zoiets niet kan. En ik ga er vanuit dat dit niet weer gebeurt.’ 

Wat ik natuurlijk beloofde. Toen ik wilde opstaan, legde vader zijn hand op mijn arm. ‘Blijf nog even zitten.’ 

Verbaasd liet ik me weer zakken op de stoel. 

‘Je hebt nu gezien dat meisjes een ander plassertje hebben dan jongens.’ 

Ik knikte.

Toen begon vader een verhaal over het stokje van de jongen en het gaatje van het meisje en over kindjes krijgen. 

Dat het stokje in dat gaatje moet, heeft vader er die avond niet bij verteld. En later ook niet. Daar moest ik zelf achter komen.

Terug naar  levensverhaal overig