Mijn werkzame leven (1) – Philips Electrologica

Het complex aan de Oude Apeldoornseweg

Terug naar mijn werkzame leven

In juli 1968 behaalde ik het diploma Elektrotechniek aan de HTS in Zwolle. 

De maanden daarvoor had ik bij verschillende bedrijven gesolliciteerd. Na diverse gesprekken en psychologische tests kon ik kiezen uit twee banen: bij Philips Computer Industrie in Apeldoorn en bij Electrologica in Rijswijk. Ik koos voor Apeldoorn. Achteraf had het weinig uitgemaakt, want tijdens mijn sollicitatieperiode zijn beide bedrijven gefuseerd tot Philips-Electrologica. 

Computers waren in die tijd nog geen gemeengoed. Als ik vrienden of familie vertelde van mijn nieuwe, eerste baan, vonden ze dat heel bijzonder. Iemand die ‘iets met computers’ deed, werd in die tijd beschouwd als een soort tovenaar. 

Op 1 augustus stapte ik voor de eerste keer als werknemer de poort binnen van het complex aan de Oude Apeldoornseweg.

Ondanks mijn technische opleiding was ik geen echte technicus. Daarom vond ik dat deze baan uitstekend bij mij paste. Ik werd de rechterhand van Michel de Bekker, die binnen de ontwikkelafdeling belast was met het technische deel van de inkoop van randapparatuur (kaartlezers, printers, diskdrives, tapeunits etc.). 

Omdat al snel bleek dat hij ondanks die extra rechterhand toch nog vele handen te kort kwam, werd het een heuse groep: binnen een jaar waren we met meer dan tien man. 

Met heel veel plezier denk ik terug aan die tijd. Een hoop lol beleefd met mijn collega’s. Vooral met Hans Hiddink (broer van), met zijn droge opmerkingen (‘Een genitaal idee’, ‘Komische humor’, ‘Humoristisch en toch leuk’). En de keer dat hij in de middagpauze met secretaresse Janny mee naar huis ging om daar een pick-up, die ze van hem had gekocht, te installeren: ‘Ik ging heen met de pick-up en kwam terug met de pick down.’ Ook herinner ik me nog goed zijn oude eend, die hij ’s ochtends op een heuveltje parkeerde in verband met een defecte startmotor. 

Het sneeuwballengevecht tijdens de middagpauze, waarbij ik eens finaal uit mijn broek scheurde. Degene die het hardst moest lachen was Wim Pullen. Die even later hetzelfde overkwam. Ik kon even snel naar huis in Beekbergen om me te verkleden. Wim niet, hij woonde in Amsterdam. Onze secretaresse heeft hem ’s middags heel wat keren gebeld met een smoes, waardoor hij het hele bedrijf door moest. Met de ordner die hij achter zijn bips hield. 

Verder herinner ik me nog de avond dat ik met Wim en zijn vrouw Marrie naar een Europacupwedstrijd van Ajax ging, toen nog in het Olympisch Stadion. Marrie, die tijdens de wedstrijd ruzie kreeg met mensen achter ons die wat negatiefs zeiden over Ajax. Wat ging ze tekeer. In plat Amsterdams. 

En de keer dat ik met Wim, die inmiddels was verhuisd naar Apeldoorn, ging schaatsen. Op een bepaald moment besloot ik te stoppen. Wim wilde nog één rondje doen. Ik had mijn schaatsen allang vervangen door mijn schoenen, maar nog steeds geen Wim. Opeens zag ik hem vertwijfeld rondlopen. Toen ik hem aansprak wist hij niet wie ik was. Ook niet waar we waren en hoe we daar waren gekomen. Een man die erbij kwam staan vertelde dat Wim was gevallen en met zijn hoofd tegen de betonrand langs het ijs was geklapt. Kennelijk een fikse hersenschudding. Hij was alles kwijt. Herkende later zelfs zijn eigen auto niet meer. 

Mijn kamergenoot bij Philips was Hans van der Berg, een wat oudere man die men vanwege hartproblemen op een zijspoor had gezet, waar hij eigenlijk niets hoefde te doen. Hij zat aan het bureau tegenover mij meerdere keren per dag intieme telefoongesprekken te voeren met zijn (veel jongere) vrouw. Die later ook bij Philips kwam werken. Ze was heel aardig, maar had één groot probleem. Hoewel dat probleem voor haar waarschijnlijk minder groot was dan voor ons. Ze riekte kwalijk. Nou ja, ze stonk. Waar het bij haar vandaan kwam weet ik niet, maar het was echt erg. 

We stonden eens samen met haar in de rij voor de lunch in het bedrijfsrestaurant. Er was in die tijd reclame voor Milky Way (een gevulde chocoladereep). De reclameslogan luidde: ‘Milky  Way bederft de eetlust niet’. Hans, niet haar man, de andere, fluisterde in mijn oor: ‘Wat is het verschil tussen mevrouw van der Berg en Milky Way?’ 

Het was een internationaal gezelschap, het personeel daar. Goed voor mijn Engels. Ik vergeet nooit de dag dat ik een presentatie moest houden over het werk binnen ons team. Voor een groep directieleden van verschillende Philipsbedrijven. Omdat er niet-Nederlanders bij waren, moest het in het Engels. 

‘Waarom ik?’ vroeg ik aan mijn teamleider.

‘Omdat jij natuurlijk overkomt.’ 

Ik hoor het hem nog zeggen. 

Wat heb ik er tegenop gezien. Ik was nog een groentje. Begin twintig. Nog nooit voor een groep gestaan. En dan ook nog in het Engels. Nachten heb ik ervan wakker gelegen.  En heel veel geoefend met de cassetterecorder. Tot ik het hele verhaal woordelijk kon opdreunen. 

Een kwartier voor de presentatie kreeg ik te horen dat het in het Nederlands moest. Er bleken toch geen buitenlanders onder de toehoorders te zitten. Dus moest ik het verhaal dat ik in mijn hoofd had, ter plaatse terugvertalen naar het Nederlands. Het is uiteindelijk best goed gegaan. Wat me wel een kick gaf.

Ik kreeg bij Philips trouwens een totaal verkeerd beeld van het bedrijfsleven, zoals later op pijnlijke wijze zou blijken. Het was een jonge, snel groeiende organisatie. Er werd continu bijgebouwd. Het aantal personeelsleden steeg in de ruim tweeënhalf jaar dat ik er werkte van vijftienhonderd naar drieduizend. 

Alles was mogelijk. Voerde je naar behoren een taak uit die niet tot je functie behoorde, het jaar erop stond hij in jouw functieomschrijving. Zag je ergens een leuke beurs of symposium?  Het reisbureau binnen het bedrijf regelde zonder problemen ticket en hotelreservering. Heel leuk allemaal voor een knul van eenentwintig. Zo maakte ik reisjes naar Milaan, Bremen en verschillende keren naar Parijs en Londen.  

Dat reisje naar Milaan was overigens de aanzet tot mijn vertrek bij Philips. Ik vloog samen met een collega en een man van Olivetti Nederland naar Milaan om van daaruit met een taxi naar het Olivetti-hoofdkwartier in Ivrea te rijden. We hadden daar een bijeenkomst over technische bijzonderheden van een apparaat dat aan de Philips computers zou komen te hangen. Gevolgd door een overdadig diner in een restaurant met uitzicht op de Alpen. 

Een baan zoals die man van Olivetti, dat leek me wel wat. Regelmatig snoepreisjes naar Italië, wat wil een mens nog meer. Tijdens de terugvlucht naar Schiphol kwam ik met hem aan de praat. Ik vertelde dat ik bij Philips weg wilde en naar wat anders uitkeek. Hij gaf me een kaartje met naam en telefoonnummer van een personeelsfunctionaris van zijn bedrijf in Den Haag. 

Meteen de volgende dag gebeld. Twee weken later had ik een aanbieding van Olivetti in mijn zak: verkoper boekhoudmachines bij Olivetti Groningen. Ik zou de regio Zwolle krijgen. 

Philips P1100 computer uit die tijd. Een dergelijke machine was geplaatst bij de Girodienst in Arnhem. De operatrices mochten geen panty’s dragen i.v.m. statische elektriciteit.

 

Toen ik mijn ouders belde om het goede nieuws met hen te delen, reageerde mijn vader heel gereserveerd. Hij vond dat we moesten praten. Meteen de volgende dag al. We spraken af bij restaurant De Vale Ouwe in ’t Harde. 

Hoe mijn vader mij tijdens dat gesprek ook waarschuwde voor de keiharde business waarin ik terecht zou komen, ik bleef, eigenwijs als ik was, bij mijn besluit.

Op 1 april 1971 begon ik aan mijn tweede baan. Bij Olivetti.  

 

Terug naar mijn werkzame leven