Mijn werkzame leven (6) – Hogeschool Drenthe

Terug naar mijn werkzame leven

De sollicitatie

Tijdens mijn laatste jaar bij de Radiosterrenwacht wist ik het zeker: ik wilde het onderwijs in.
Wat mij betreft waren er drie opties: de Informatica-opleidingen in Zwolle en Groningen en de opleiding Technische Informatica aan het IHBO in Emmen. Over de laatste had ik heel positieve berichten gehoord van een collega, wiens zoon daar op dat moment de opleiding volgde: ‘Ze doen daar bijzonder leuke dingen!’
Ik was er inmiddels achter dat ik met mijn HTS-achtergrond als LPT’er (Leraar Praktische Toepassingen) op een technische HBO-opleiding aan de slag kon. Mits ik daarna zo snel mogelijk mijn Pedagogische Aantekening zou halen.
Ik was in die periode nog 40-, zodat ik elke twee weken Intermediair in de bus kreeg. Bijna een jaar lang spelde ik de advertenties in dat blad. Ik voelde gewoon dat er ooit een vacature zou komen bij een van de drie opleidingen.
En inderdaad, ergens in september 1985: Bingo! Het IHBO Emmen vroeg een Practicumdocent voor de opleiding Technische Informatica.
Meteen een sollicitatiebrief geschreven en na een paar weken kwam de uitnodiging. Het gesprek verliep soepel. Ik was onder de indruk van het mooie, vrij nieuwe gebouw waarin de opleiding was gehuisvest. Wat mij betrof wilde ik de volgende dag wel beginnen.
Thuisgekomen lag de nieuwe Intermediair in de brievenbus. Toch nog even doorbladeren. Nee, zeg, nogmaals Bingo! Nu bij de HIO Groningen. Ook op die vacature geschreven.
Toen werd het echter een beetje verwarrend. Enerzijds kwam er een brief van Emmen, dat ze me graag in dienst wilden nemen, of ik zo snel mogelijk, uiterlijk binnen een week wilde reageren. Anderzijds de uitnodiging voor een gesprek in Groningen die een paar dagen later kwam en waar ik toch nog maar op in ben gegaan. Je weet maar nooit.
Ook in Groningen verliep het gesprek vlotjes. Hoewel de opleiding minder technisch was, leek er, wat de geschetste werkzaamheden betreft, weinig verschil met Emmen. 
Na afloop van het gesprek meldde de gespreksleider dat ik zo spoedig mogelijk van ze zou horen. Dat zou echter wél na de herfstvakantie zijn, die een paar dagen later zou beginnen.
Ik besloot open kaart te spelen en zei dat ik inmiddels een aanbieding van Emmen had, waarop men uiterlijk de volgende dag een reactie van mij verwachtte.
De gespreksleider keek met een vragende blik naar de anderen, die op hun beurt knikten. ‘Wij bellen u morgen vóór twaalf uur.’
De volgende ochtend om elf uur kwam het telefoontje: ze wilden graag met mij in zee gaan. Wat een luxe: ik kon zowaar kiezen. Maar nadat ik alles tegen elkaar had afgewogen, werd het dus toch Emmen. 

 

De eerste dag

6 januari 1986 was mijn eerste werkdag bij het IHBO Emmen. Het voelde als een sprong in het diepe.
Tijdens het sollicitatiegesprek was afgesproken dat ik voorlopig voor de helft als practicumdocent werkzaam zou zijn, de resterende tijd zou ik me samen met collega Rob bezighouden met het beheer van de computersystemen. Mijn werkplek was daarom een bureau op de kamer van Rob.
De eerste dag werd vooral besteed aan het voorstellen aan mijn nieuwe collega’s en uitleg over de beheerswerkzaamheden.
’s Middags was er de nieuwjaarsbijeenkomst, waar Wim van Beek, toen nog de directeur, later zou de functie bestuursvoorzitter gaan heten, een terugblik op het afgelopen jaar en een vooruitblik op het komende jaar gaf. Voor mij nog grotendeels abacadabra, vooral vanwege de vele afkortingen die rondvlogen.
Na de toespraak volgde het informele deel, met een hapje en een drankje. Omdat ik me als een vreemde eend in de bijt voelde, liep ik maar wat achter Rob aan, die hier en daar wat collega’s aanschoot. En dat had ik beter niet kunnen doen. Want zo kwamen we uiteindelijk terecht bij  Arie en Freek, die ik later zou leren kennen als niet de meest positieve collega’s . Wat een negativiteit over de organisatie werd daar gespuid. Ik dacht écht: ik wat voor tent ben ik terechtgekomen?
Met een verschrikkelijk katterig gevoel zat ik later in de auto op weg naar Hoogeveen. Had ik net als destijds bij Olivetti nu alweer een foute keuze gemaakt? Wat gelukkig niet het geval was, zo later bleek: deze baan was met stip de allerfijnste in mijn carrière.

 

Practicumdocent

Tijdens de practicum uren werkte ik samen met de docent die de theorielessen van het vak programmeren voor de eerstejaars verzorgde.
Studenten kregen programmeeropdrachten, die ze heel gestructureerd, in een aantal stappen, individueel moesten uitvoeren. Elke stap werd besproken met en indien akkoord, afgetekend door een van beide docenten. De laatste stap was het daadwerkelijk schrijven en testen van het programma. De taal die daarbij werd gebruikt, was Pascal.
Ik genoot ervan om op deze manier mijn kennis en toen 15 jarige programmeer ervaring over te brengen op de studenten.

 

Pedagogische aantekening

Vanaf september van mijn eerste jaar bij het IHBO moest ik aan de slag voor de (mond vol) Pedagogisch-didactische Voorbereiding Lerarenopleiding Hoger Beroepsonderwijs, kortweg de Pedagogische Aantekening. Ik had altijd begrepen dat dit een fluitje van een cent was: je deed het er even bij. Maar dat viel vies tegen. Gedurende een jaar twee middagen en een avond les in Groningen en daarnaast een hoop zelfstudie thuis.
Vakken als Onderwijsoriëntatie, Interactieve vaardigheden, Algemene didactiek, Vakdidactiek, Algemene – en Ontwikkelingspsychologie, Leer – en Sociale psychologie, Mediakunde, Historische pedagogiek, Theoretische pedagogiek en Scholingsconcepten, waren allemaal nieuw voor mij met mijn technische en ICT achtergrond. Dat werd flink aanpoten dus.
Toen de combinatie met de nieuwe baan, die inmiddels meer behelsde dan alleen de practicumlessen, me te veel dreigde te worden, adviseerde Wim van Beek, onze directeur, me zelfs de opleiding in Groningen een tijdje stop te zetten. Achteraf was ik blij dat ik dat niet heb gedaan.
In juli 1987 behaalde ik het diploma.

 

Theorielessen

Na mijn eerste zomervakantie bij het IHBO werd mijn taak uitgebreid. Naast mijn practicumlessen mocht ik voor enkele eerstejaars klassen de theorielessen programmeren verzorgen. Het ging daarbij nog niet om informatica studenten maar om studenten Werktuigbouwkunde, die ook de beginselen van het programmeren onder de knie moesten krijgen. Vond de school. Zij zelf dachten daar heel anders over. Voor mij de ultieme uitdaging.
Had ik toen geweten dat ze deze vaardigheden later nodig hadden om de programmeerbare freesmachines hun werk te laten doen, dan had ik ze daarmee misschien kunnen motiveren. Maar ik had als beginneling alleen maar kijk op het eerstejaars programma van de technische opleidingen.
Vooral bij een van de klassen, die voornamelijk bestond uit studenten met als vooropleiding MTS, was het in het begin best lastig om als beginneling de zaak rustig te krijgen en vooral te houden.
Het heeft me menig zweetdruppel gekost. Achteraf gezien was het best prettig om met de meest moeilijke klassen te beginnen. De daar opgedane ervaring kwam heel goed van pas bij al mijn ‘optredens’ binnen en buiten de school tijdens de jaren daarna.

 

Docent

Op 1 januari 1987 ging het IHBO Emmen fuseren met de Pabo’s in Assen, Emmen en Meppel. Vanaf dat moment heetten we Hogeschool Drenthe. Op het nieuwe arbeidscontract werd ook mijn nieuwe functie vermeld: Docent. De eerste promotie was een feit.
In overleg met syteembeheerder Rob en de directie werd toen tevens besloten dat mijn aandeel in het systeembeheer zou komen te vervallen en dat ik voor 100% bij het onderwijs zou worden ingeschakeld. Ik was daar heel blij mee, want mijn hart lag bij het onderwijs, dat had ik al heel snel ontdekt.
Op 3 april van hetzelfde jaar heeft de directie van de Hogeschool voor mij bij het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen een verklaring van bekwaamheid aangevraagd. De reactie kwam in juni: met terugwerkende kracht werd ik per 1 april 1987 bekwaam verklaard tot het geven van informaticaonderwijs in het HBO.

 

Modulesysteem

Tijdens de eerste jaren van mijn onderwijscarrière kreeg ik steeds meer een klik met collega Geert, die zich naast zijn docentschap bij het HLO, bezig hield met onderwijskundige zaken. Ik vond hem een inspirerend figuur als het ging om onderwijsvernieuwing. Dit in tegenstelling tot veel van mijn collega’s, die hem meer als een ‘drammer’ zagen: ‘Waarom veranderen? We hebben het toch altijd zo gedaan? Het gaat toch goed zo?’
Ik denk dat ik veel aan Geert te danken heb. Hij heeft me geleerd kritisch te kijken naar onderwijsprocessen, open te staan voor vernieuwingen, pionier te durven zijn.
Het begon eigenlijk allemaal met het bezoek van ons docententeam aan de Deventer Academie voor Fysiotherapie. Deze opleiding had, onder begeleiding van het Centrum voor Didactiek en Onderzoek van Onderwijs van de TU Twente, een geheel nieuw onderwijssysteem ontwikkeld: modulair onderwijs.
Dit type onderwijs werd ondersteund door overzichtelijke werkboeken waarin de leerstof in relatief kleine, op zichzelf staande eenheden volledig stond uitgeschreven. Vastgelegd werden de beginvereisten, einddoelstellingen, te realiseren studielast en te raadplegen literatuur. Bij iedere module werd een oefentoets opgenomen.
Aangezien Geert nauwe contacten onderhield met genoemd centrum, mochten we een dagje in Deventer komen kijken en met docenten daar praten over hun ervaring met het nieuwe systeem.
Ik vond het allemaal zeer inspirerend en toen was besloten dat ons instituut ook een dergelijk systeem ging invoeren, wist ik meteen: ik wil meedoen!

 

Studiemateriaal

Vanaf dat moment heb ik volop meegedraaid in het proces van modularisering. We hebben het programmeeronderwijs voor het eerste jaar in blokken van 20, 60 en 80 uur geknipt. Voor elk blok een moduleboek geschreven waarin de leerstof en/of verwijzingen naar de begeleidende studieboeken, een studiewijzer waarin van uur tot uur werd aangegeven wat er van de studenten werd verwacht en een oefentoets. Heel leuk werk om te doen.
Aan elke module was tevens een aantal practicumopdrachten gekoppeld. De module werd afgesloten met een toets en eventueel een herkansing.
Omdat ik inmiddels ook werkzaam was in het tweede jaar, heb ik ook daar meegewerkt aan de modularisering. Onder andere voor het vak Algoritmen en Datastructuren, een soort voortgezet programmeren. Een van mijn lievelingsvakken om te geven.

 

Voorlichting

Tijdens een dan de open dagen, assisteerde ik Frans, het hoofd van onze opleiding, bij de voorlichtingspraatjes voor potentiële studenten en eventuele ouders. Tijdens deze sessies werd het een en ander verteld over de opleiding, de beroepsmogelijkheden etc.
Tijdens de eerste ronde betrok Frans mij in het praatje: hij liet mij wat vertellen over ons onderwijssysteem.
Tijdens de tweede en de derde ronde ging hij achter in het lokaal zitten, liet mij het praatje doen en vulde me af en toe aan.
Ik heb dat waarschijnlijk naar volle tevredenheid gedaan, want de volgende dag gaf hij me een lijst met voorlichtingssessies op toeleverende scholen, per school of per regio. Of ik het leuk vond dat van hem over te nemen. 
Vanaf dat moment bezocht ik regelmatig, gewapend met een stapel folders, posters, overheadsheets, in later jaren vervangen door laptop en beamer, Havo/VWO scholen in Emmen, Hoogeveen, Hardenberg, Coevorden, Meppel, Assen en Leeuwarden om daar te proberen 4e en 5e jaars leerlingen enthousiast te maken voor onze opleiding.

 

Dag Avond College Drenthe

Begin 1989 werd ik via-via benaderd door het Dag Avond College Drenthe (volwassenenonderwijs). Of ik informatica wilde geven aan de Avond-Meao.
Uiteindelijk heb ik dat (naast mijn 100% taak bij de Hogeschool Drenthe) ruim vier jaar gedaan. Eerst in Emmen, later in Hoogeveen. Meest twee avonden per week.
Ik vond het heel leuk om te doen. Vooral omdat de mensen zo gemotiveerd waren. Ik had altijd enorm veel bewondering voor hen: overdag een (meestal) volledige baan en dan nog eens vaak vier avonden per week naar school.
Een van mijn collega’s van de HD had in Emmen een groep, ik eerst in Emmen, later in Hoogeveen de andere. We waren elkaars gecommitteerde bij de bespreking van het examenwerk.
Ik had inmiddels al een bekwaamheidsverklaring voor het HBO, maar er moest toch nog een dergelijke verklaring komen voor het Meao. Terwijl het niveau stukken lager lag.
Op enig moment zou daarom de inspecteur langskomen tijdens één van mijn lessen. Ik was door de directie van de school al ingefluisterd dat die man er gewoonte van maakte niet op de afgesproken dag te verschijnen (zonder af te melden) en een of twee weken later onaangekondigd op de stoep te staan. En zo geschiedde. Wat een lol trouwens.
Twee weken later werd er midden in de les aan de deur geklopt, een wat oudere man stapte binnen en ging achter in het lokaal zitten. De arrogantie!
‘Meneer, mag ik u vragen wat de bedoeling is?’
‘Ik ben de inspecteur.’
Ik plofte bijna. Kon me nauwelijks inhouden.
‘Gaat u gewoon door met de les.’
Dat heb ik toen maar gedaan. Maar ik had hem het liefst het lokaal uitgegooid en een trap na gegeven.
‘U geeft goed les,’ zei hij later, ‘en ik merkte dat u boven de stof staat. Ik zal een goed rapport over u schrijven.’
Wat was ik hem dankbaar, ik kon hem wel zoenen.
Daarmee was de poppenkast afgelopen. Jan Klaassen gaf me een hand (toen wel), en vertrok weer naar Katrijn.
Kort daarna kwam de verklaring van bekwaamheid
Voor de zomervakantie van 1993 kregen Rob en ik te horen dat ons contract niet zou worden verlengd. Een docent die al andere vakken gaf, had zijn informatica-bevoegdheid gehaald. Omndat hij in deeltijd werkte en wij in overuren, kreeg hij onze uren erbij. Ik had er vrede mee. 

 

ISO

In de schooljaren 1989 – 1990 en 1990 – 1991 ben ik actief geweest voor het project ISO. In mijn herinnering stond deze afkorting voor Informatica Scholing Onderwijsgevenden (of iets van dien aard).
Het ging daarbij om mensen met een onderwijsbevoegdheid die zonder werk waren of dreigden te komen. Zij kregen een intensief scholingsprogramma in de informatica aangeboden.
Ik mocht het gedeelte programmeren voor mijn rekening nemen.

Mijn deelname aan het project was op een bijzondere manier tot stand gekomen. Ook het Dag Avond College Drenthe (DAC) leverde namelijk mankracht voor het project. Tijdens een bijeenkomst waar onder andere onze directeur Techniek en de directeur Meao van het DAC aanwezig waren, werden de docenten voor de verschillende vakken aangewezen. Toen het om programmeren ging, meldden  beide heren dat ze een kandidaat hadden. Heel toevallig wel dezelfde: Kasper Kombrink. Mijn directeur was heel verbaasd, want hij wist niet dat ik naast mijn taak bij de Hogeschool Drenthe nog een andere taak had. Die ik wel had moeten melden, zo hoorde ik de volgende dag, toen ik bij hem op het matje moest komen.

Vooraf vond ik het best spannend allemaal: ik, met mijn pas enkele jaren onderwijservaring, moest les geven aan mensen die zelf jaren voor de klas hadden gestaan. Dat bleek echter nergens voor nodig: het verliep allemaal heel soepeltjes. Elke week keek ik weer uit naar de uren met deze groep.
Zowel het eerste jaar als het tweede jaar was het een heel gemêleerde groep: mensen met een totaal verschillende achtergrond, maar allemaal zeer gemotiveerd.
We hanteerden hetzelfde systeem als bij onze reguliere studenten: theorielessen, ondersteund door praktijkoefeningen, die in een aantal stappen moesten worden uitgevoerd. Elke stap moest met mij worden besproken, voordat mocht worden verdergegaan met de volgende stap.
Wat dat laatste betreft, hadden de cursisten uit de eerste groep wel enige kritiek, zij het met een knipoog. Toen het jaar namelijk voorbij was, kwamen we bijeen voor een afsluiting met een hapje en een drankje. Een van de cursisten vroeg het woord en bedankte mij namens de groep voor de fijne en inspirerende begeleiding. Hij wilde echter wel een opmerking maken over mijn manier van bespreken van de practicumopdrachten: het was niet snel goed genoeg, altijd had ik als opmerking  dat het anders of beter kon. En als het dan uiteindelijk goedgekeurd was, zette ik zonder enig kommentaar een krabbel in mijn administratie. Ze misten dan het schouderklopje. Opdat dat bij de volgende groep én bij mijn gewone studenten niet meer zou gebeuren, hadden ze iets voor mij laten maken. Dat bleek een stempelkussen en een stempel met de tekst ‘Goed gedaan!’

 

KIO

Van 1991 t/m 1993 heb ik namens onze school deelgenomen aan het project Kwaliteitsverbetering Informatica Onderwijs (KIO), een initiatief van de gezamelijke HBO-Informaticaopleidingen in Nederland. Wij, collega’s van Windesheim Zwolle, Hanzehogeschool Groningen en Hogeschool Enschede en ondergetekende, waren verantwoordelijk voor het deelproject Onderwijswerkvormen.
Als eerste stap hebben we alle opleidingen gevraagd hun werkvormen te beschrijven. Vervolgens hebben we in tweetallen de opleidingen met best practices bezocht. Heel inspirerend was het om bij anderen ‘in de keuken’ te kijken.
Tenslotte hebben wij onze ervaringen op papier gezet. Samen met de output van de andere deelprojecten heeft het onderzoek een interessante reeks boeken opgeleverd met als gemeenschappelijk thema kwaliteitsverbetering.

 

Elektrotechniek

Ongeveer halverwege de jaren negentig kreeg Hogeschool Drenthe toestemming om met een nieuwe opleiding te starten: Elektrotechniek. In feite was het meer een Electronica opleiding: een hele hoop studiemateriaal van Technische Informatica kon hergebruikt worden, zeker van het eerste jaar.
In die tijd bestond voor docenten van technische opleidingen de mogelijkheid een aantal maanden bij een bedrijf een soort stage te gaan doen, teneinde op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen. Collega Rien, een elektrotechnisch ingenieur, besloot hieraan deel te nemen. Op dat moment ontstond er echter ondercapaciteit bij de vakgroep Electronica.
‘Kasper, jij hebt op de HTS elektrotechniek gedaan toch? Wil jij komend jaar een aantal klassen Analoge Electronica geven?’
Ik electronica? Mijn eigen HTS-tijd lag al bijna dertig jaar achter me. Ik zou me er helemaal opnieuw in moeten verdiepen. Toen ik echter een paar avonden in het boek was bezig geweest, begon het allemaal weer te leven. Achteraf bleek het dus een niet onprettig uitstapje naar mijn oude vakgebied.

 

Meisjes en Techniek

Een steeds terugkerend thema. Waarom melden zo weinig meisjes zich aan voor een technische opleiding? In het Hoger Laboratoriumonderwijs (HLO) zijn meisjes oververtegenwoordigd, terwijl dat ook een technische opleiding is.
Er zijn in die tijd allerlei projecten geweest om meisjes voor techniek te interesseren: Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid, Meisjes en Techniek.
Samen met collega Riëtte en externe (tijdelijke) projectmedewerksters hebben we van alles georganiseerd speciaal voor meisjes: speciale voorlichtingssessies, doe-middagen, meeloopdagen, speciale folders waarin we onze vrouwelijke studenten en afgestudeerden hun verhaal lieten doen, een nieuwe opleiding Mens en Informatica (zie verderop), die meisjes meer zou moeten aanspreken. Meisjes bleven echter zwaar ondervertegenwoordigd.

 

Emancipatiecommissie

Een tijdje heb ik deel uitgemaakt van de emancipatiecommissie van de Hogeschool. Achteraf heb ik eigenlijk geen idee waarom ik daarvoor destijds ben gevraagd. Het had waarschijnlijk te maken met mijn inspanningen bij de ‘Meer meisjes’ projecten. Dat laatste deed ik met veel plezier: je was met concrete zaken bezig. Maar de werkzaamheden van de emancipatiecommissie? Eigenlijk kan ik me daar weinig meer van herinneren. Het enige wat me nog helder voor de geest staat zijn de cursusdagen in Amsterdam. Daar ging het meer over feminisme dan over emancipatie.
Waarom ik de emancipatiecommissie heb verlaten, weet ik niet meer. Ik vermoed dat het te maken had met de tijd die ik moest besteden aan mijn eigen project: Groen en Rood (zie verderop).

 

Voortrekkersrol

In 1986 begon ik zonder enige onderwijservaring als practicumdocent. Weliswaar nam ik een flink stuk kennis van en ervaring in mijn vakgebied mee, maar als docent voelde ik me in het begin vrij onzeker.
In de loop der jaren is dat veranderd. Ik was inmiddels een volwaardig docent en voelde me gewaardeerd door mijn leidinggevenden en door de meeste van mijn collega’s. Daardoor groeide mijn zelfvertrouwen.
Vooral op mijn vakgebied ben ik me blijven verdiepen in, op dat moment, nieuwe ontwikkelingen, ermee geëxperimenteerd, collega’s enthousiast gemaakt en studiemateriaal geschreven. Voorbeelden uit de eerste jaren zijn C, Java, C++, PHP.
Later vooral met collega Koos bij de opleiding Mens en Informatica (zie verderop) leuke dingen gedaan, onder andere op het gebied van ontwikkelmethoden en kennismanagement.

 

Mentoraat

Nadat ik een paar jaar mentor was geweest van een eerste klas Technische Informatica, werd het mentoraat voor de eerste jaars veranderd. Per opleiding werd een mentor aangesteld voor alle eerstejaars studenten. De drie mentoren vormden samen de Propedeuse commissie en hadden in die hoedanigheid regelmatig contact.

De studenten Technische Informatica en Elektrotechniek werden aan mij toegewezen.
Als Propedeuse Commissie werden we belast met de organisatie van de Introductieperiode voor nieuwe studenten. Het ging hierbij om kennismaking met elkaar, met de school, met het onderwijssysteem etc. Het serieuze gedeelte dus. Het ludieke deel werd verzorgd door de studentenvereniging.
Verder organiseerden we als commissie elk jaar rond de herfstvakantie een informatieavond voor de ouders van de nieuwe studenten. Hier vertelden we over het onderwijssysteem, de toetsing en andere zaken die voor hen van belang waren. Het was tevens de enige keer dat we de ouders uitnodigden. Onze studenten waren over het algemeen ouder dan achttien en dus volwassen.
Het mentoraat bestond verder uit een aantal individuele gesprekken met studenten: in het begin van het studiejaar gericht op kennismaking, verderop vooral op studievoortgang. En in voorkomende gevallen voor het bespreken van problemen.
Deze taak heb ik een aantal jaren met heel veel plezier uitgevoerd. 

 

Stage- en Afstudeerbegeleiding

In de loop der jaren heb ik heel wat studenten begeleid tijdens hun praktijkstage en afstudeerstage. Ik vond dat een van de aantrekkelijke aspecten van mijn vak: even weer ruiken aan de beroepspraktijk. Zeker bij een vakgebied dat zich zo snel ontwikkelt als de ICT, heel belangrijk. 

Elk semester werden de stages verdeeld onder de collega’s. Meestal had ik er een stuk of vier, soms een of twee meer. Ik vond het leuk werk: je moest de stagiair tenminste eenmaal bezoeken, had een gesprek met stagiair en bedrijfsbegeleider en moest de stageverslagen beoordelen en bespreken met de student.
Na verloop van tijd kreeg ik er ook afstudeerders bij. Die werden niet, zoals stagiairs bij een bedrijf tewerkgesteld, maar hielden zich bij een bedrijf bezig met een concrete opdracht, die ze van begin tot eind helemaal zelfstandig moesten uitvoeren. De eerste stap bij de begeleiding was het beoordelen van de opdracht. Is deze van voldoende niveau? Is hij voor studenten van onze opleiding te doen in de beschikbare tijd? Dit deed je samen met de tweede begeleider.
Net als de stagiairs werden ook de afstudeerders op hun werkplek bezocht. Na afloop van de afstudeerperiode hield de student een afstudeerpresentatie. Samen met de bedrijfsbegeleider en de tweede begeleider van school werden de opdracht, het verslag en de presentatie beoordeeld en besproken met de afstudeerder.

 

Groen en Rood

In 1994 werd ik door het management van de technische opleidingen gevraagd of ik wilde nadenken over een totaal nieuw onderwijssysteem. Ik hoefde daarbij geen rekening te houden met het huidige systeem en randvoorwaarden waren er niet. Ik mocht mijn fantasie de vrije loop laten.

Achteraf vraag ik me af: waarom ik? Was het omdat ik actief was geweest in het KIO-project? Was het vanwege het enthousiasme waarmee ik me indertijd op de modularisering had gestort? Was het omdat ik door collega’s met minder wantrouwen werd bekeken dan onze ‘echte’ onderwijskundige Geert? Ik heb geen idee. Het zijn overigens vragen waar ik toen niet bij stilstond. Het leek me een pracht klus. Wat het ook bleek te zijn. 
Hoe heb ik het aangepakt? Om te beginnen heel veel gesprekken gevoerd, met studenten, met collega’s, ook van de andere sectoren binnen ons instituut: Onderwijs (Pabo) en Economie (Heao), met onze contactpersonen bij stage- en afstudeerbedrijven, met onderwijskundige Geert en met het management van de sector Techniek. 
Ruim een jaar later lag mijn voorstel op tafel, Groen en Rood. Kort samengevat:

Alle studieactiviteiten vinden plaats in kleine groepen van circa zes personen. De afzonderlijke vakken worden afgeschaft en de leerstof wordt in geïntegreerde vorm aangeboden via cases. De groepen sturen hun eigen leerproces. Ook contactmomenten met docenten worden niet door de school ingeroosterd, maar door de groep gepland op het moment dat daaraan behoefte is. De gang van zaken binnen het systeem van de opleiding wordt wekelijks samen met alle betrokken studenten geëvalueerd.

Rood
Als rode draad wordt voor elke opleiding een centraal thema gekozen. Het gaat hierbij om technisch-inhoudelijke zaken. De cases waaraan de groepen werken, zijn ontleend aan praktijksituaties bij bedrijven. Binnen elke case staat een bepaald aspect van het toekomstige beroep centraal. De studenten worden zo vanaf het begin van de opleiding geconfronteerd met aspecten van het toekomstige beroep. Elke case heeft op de één of andere wijze een relatie met deze rode draad.

Groen
Bij de groene draad gaat het vooral om vaardigheden als: functioneren binnen een team, zelfstandig kennis verwerven en communicatieve vaardigheden. 

De leerstof is concentrisch opgebouwd: de begincases hebben betrekking op een wat globaler niveau van een vakgebied en naarmate de opleiding vordert wordt binnen de cases steeds dieper op de leerstof ingegaan. 

Aan een case, zoals windrichtingsmeter, geautomatiseerd meetsysteem en productieautomatisering, wordt leerstof vanuit verschillende vakken ‘opgehangen’. Niet het vak staat centraal, maar de case waarbinnen de vakinhoud aan de orde komt. Een moeilijk vak als wiskunde komt bijvoorbeeld aan de orde op het moment dat de groep studenten daar behoefte aan heeft. Ze kunnen niet verder zonder dat ze zich deze leerstof hebben eigen gemaakt.

Elke groep heeft een tutor: een docent die de groep procesmatig begeleidt. De tutor bemoeit zich nadrukkelijk niet met vakinhoudelijke zaken. 

Het voorstel werd positief ontvangen en er werd besloten dat de opleidingen Technische Informatica en Elektrotechniek met ingang van het studiejaar 1996/1997 met dit model zouden gaan werken. De opleidingen HLO en Werktuigbouwkunde zouden een jaar later volgen.

Ook buiten de school hebben we veel succes geoogst met het systeem. In die tijd was er een landelijk project: Axis, met als doel de kwaliteit van het technisch onderwijs te verbeteren. Stichting Axis heeft in het kader daarvan een publicatie uitgegeven met daarin een groot aantal good practices. Ons Groen en Rood was daar een van.
Naar aanleiding van deze publicatie kregen we veel belangstelling van andere Hogescholen. Dit resulteerde in een aantal bezoeken / studiedagen.

 

Hogeschool Docent

Voor de resultaten van mijn Groen en Rood project heb ik verschillende keren schouderklopjes in ontvangst mogen nemen. Het mooiste compliment was echter de brief van het College van Bestuur, die ik in september 1999 ontving. In deze brief werd ik per 1 augustus 1999 benoemd in de functie Hogeschool Docent met bijbehorende salarisschaal.
Deze promotie werd als volgt gemotiveerd:
Tevens bent u binnen de subsector Techniek een van de belangrijkste trekkers voor de vernieuwing van het  onderwijsproces, waarbij moderne didactische principes ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvolueerd worden.’

Toen ik deze brief ontving, heb ik best even moeten slikken. Wat was ik trots: in 1986 binnenkomen als onervaren practicumdocent en dan dertien jaar later zo getypeerd worden. 

 

Mens en Informatica

Eind jaren ’90 werd besloten om als tegenhanger van Technische Informatica, waar het vooral ging om toepassing van Informatica in technische systemen, een gewone informaticaopleiding te gaan ontwikkelen. Het moest een opleiding worden waarin vooral aandacht werd besteed aan de rol van de mens binnen ICT-systemen.
Met een klein team, waarvan zowel ICT’ers als niet ICT’ers deel uitmaakten, hebben we deze opleiding ontwikkeld.
Persoonlijk vond ik het heerlijk om me weer in iets nieuws vast te bijten. 

 

International Information Technology

In het begin van de jaren 2000 moesten we ons op de internationale markt gaan richten. Bij Mens en Informatica hadden we al een aantal Duitse studenten, maar die volgden na een ‘Intensivkurs Holländisch’ gewoon het Nederlandstalige programma.
Nu gingen we ons in navolging van andere hogescholen richten op de Chinese markt. Hiertoe werd het materiaal van de opleiding Mens en Informatica vertaald in het Engels. Een klus, die te overzien was, omdat we meestal met Engelstalige leerboeken werkten. Het zelfgeschreven materiaal lieten we door een professioneel bureau vertalen.
Een groter probleem was dat we opeens allemaal in het Engels moesten converseren met de studenten. Als het om vakinhoudelijke zaken ging, was dat geen probleem: de ICT is immers Engels georiënteerd. Maar zodra het om zaken buiten het vak ging, werd het lastiger.
Daar kwam bij dat de Chinese cultuur een heel andere is dan de onze.
Ik heb me er moedig doorheen geslagen, maar het was niet een klus waaraan ik met veel plezier terugdenk.

 

Contacten met het MBO (Drenthe College)

Met het Drenthe College (onze buren) hadden we eind jaren ’90 / begin jaren 2000 heel goede contacten. Ik kwam er regelmatig om voorlichtingspraatjes te houden en verder hebben we in een team, bestaande uit enkele docenten van ons en enkele docenten van hen, een doorlopende leerlijn ontwikkeld, zodat voor de MBO’ers de overgang naar het HBO soepeler kon verlopen. Ik mocht deel uitmaken van dat team.

 

Cursus Java voor MBO-docenten

In diezelfde periode heb ik een groep docenten van het Drenthe College geschoold in het programmeren in Java. Een maand of drie gaf ik in een van hun gebouwen elke maandag vanaf vier uur ’s middags tot acht uur ’s avonds les. Zowel theorie als practicum.
Tegen zes uur hadden we een half uurtje pauze. De eerste keer, wist ik niet wat me overkwam. Het Drenthe College had toegezegd voor het eten te zorgen. Ik verwachte wat broodjes met iets erbij: een kop soep of een kroket. Er bleek echter een uitgebreide Chinese maaltijd klaar te staan. Verschillende gerechten, dat was echt smullen.
De week erna stond er weer hetzelfde, dat was ook nog leuk. Maar na vier weken konden we geen Chinees meer zien. We hebben toen gevraagd of we alstublieft de volgende keren belegde broodjes mochten.

 

Stenden

In 2006 vond de fusie met de CHN (Christelijke Hogeschool Noord Nederland) in Leeuwarden plaats. Het nieuwe instituut kreeg de naam Stenden.
Vanaf dat moment werd alles vanuit Leeuwarden bepaald en geregeld: hoe groot de blokken leerstof moesten worden, hoe en wanneer er getoetst werd, etc.
Alle creativiteit van docenten werd in één klap aan de kant geschoven.
Willem, de nieuw benoemde directeur van de technische en economische opleidingen was tot dan leraar Frans geweest op de Heao. Hij had een vlotte babbel, maar totaal geen gevoel voor techniek en nog minder om op een normale manier met mensen om te gaan.
In die periode waren we bezig met een herontwerp van het informaticaonderwijs: een gemeenschappelijke propedeuse voor alle opleidingen, daarna een opbouw met majors (verplicht) en minors (naar keuze). Het werd dan mogelijk op verschillende manieren de bachelorgraad te halen.
Om de zaak op te starten zouden we, zoals die tijd erg in de mode was, ‘een dag op de hei gaan zitten’. De hei was in dit geval Hotel De Giraffe, op een steenworp afstand van de school. Genoemde directeur Willem zou die ochtend langskomen om het startschot te geven. En dat was heel motiverend: ‘Jullie hebben prachtige ideeën, we staan 100% achter jullie. Voor de ontwikkeling komen echter geen uren beschikbaar. Dat zullen jullie in je vrije tijd moeten doen.’
We stonden perplex. Ga dan nog maar eens gemotiveerd aan de slag.
Een paar maanden later vertelde Koos, met wie ik samen heel veel leuke dingen had ontwikkeld, dat hij binnenkort ging vertrekken. Hij had een andere baan. Zag het niet zitten om onder deze omstandigheden nog verder te gaan.
Na nog een aantal aanvaringen met genoemde Willem, had ik het ook wel gezien. De Hogeschool Drenthe was in de voorgaande jaren mijn school (met de klemtoon op ‘mijn’). Dat was inmiddels helemaal over.

 

Bio-informatica Hanzehogeschool Groningen

En toen kwam er een telefoontje uit Groningen. Rob, een oud-collega van de Heao, jaren geleden vertrokken naar de Hanzehogeschool, was daar hoofd geworden van de nieuw te starten opleiding Bio-informatica. Hij was op zoek naar een ervaren informaticadocent. Of dat niet iets voor mij was? Ze zochten eigenlijk iemand die zowel informaticus als bioloog was, maar die combinatie scheen weinig voor te komen.
Gezien de ontwikkelingen in Emmen stond ik daar in eerste instantie niet afwijzend tegenover.
Na een eerste gesprek met Rob, was ik nog steeds positief. Ik zou wel flink moeten bijleren: me verdiepen in het vak biologie uit het eerste jaar, maar die uitdaging wilde ik wel aangaan.
Dus ging ik een kleine week later als inmiddels zestigjarige op sollicitatiebezoek. Ook dat leek van beide kanten te klikken. Hoewel het wel de vraag was of ze iemand voor 100% konden aannemen. Gezien het aantal aanmeldingen leek 50% realistischer. Dat zou voor mij wel een punt zijn, want de combinatie 50% Groningen, 50% Emmen, die men ook nog opperde, was voor mij eigenlijk geen optie: ik wilde toch juist weg uit Emmen? 
Een paar dagen later werd ik gebeld: ik hoefde niet te kiezen, men had toch nog iemand gevonden die thuis was in beide vakgebieden. En de functie werd inderdaad 50%.

 

FPU

In de herstvakantie in 2007 keek ik eens op MijnABP op de site van het ABP. Toen ik zag wat mijn FPU en later pensioen zou zijn als ik nu stopte, wist ik het meteen.
De volgende dag heb ik een en ander in gang gezet. Ik wilde per 1 augustus 2008 stoppen. In verband met het inwerken van mijn opvolger, werd dat uiteindelijk 1 oktober 2008. Na bijna 23 jaar kwam er een eind aan mijn onderwijscarrière. Mijn allermooiste baan!

 

Mijn afscheidsreceptie

 

Windesheim

Een half jaar na mijn afscheid bij Stenden, werd ik gebeld door Frans, het vroegere hoofd van de informatica-opleiding in Emmen. Hij was inmiddels interim-manager van de faculteit Techniek van Hogeschool Windesheim. 
Door de toestanden bij Hogeschool InHolland, had Windesheim voor Informatica al 40% meer aanmeldingen dan het jaar ervoor. Men was dus dringend op zoek naar docenten. Of ik geen zin had om, voorlopig voor een jaar, daar te komen werken. Ik mocht kiezen voor hoeveel procent. Het liefst 100. 
Pffff … daar moest ik wel even over nadenken, want het vrije leven beviel me reuze goed. Aan de andere kant voelde ik me ook wel vereerd.
Uiteindelijk heb ik besloten om het tóch niet te doen. Wéér lessen voorbereiden, tentamens opstellen en nakijken, docentenvergaderingen bijwonen, eigenlijk had ik er geen zin meer in. 

Terug naar mijn werkzame leven