Wij, mijn ouders, mijn broertje en ik gingen vroeger regelmatig een weekend logeren in Den Haag, bij oom Jan en tante Ge. Hoewel, bij tante Ge en oom Jan is misschien beter uitgedrukt. Tante was namelijk een nogal bazig type. Ze was in die tijd een fors gebouwde dame, wier onderkinnen naadloos overgingen in haar weelderige boezem. Hoewel, naadloos?
Van oorsprong kwam ze uit Drenthe. Had de helft van haar leven Drents gesproken en was dat vast nog niet verleerd. Maar toch praatte ze in die tijd een soort bekakt Haags. Vrienden noemde ze vrinden en garage sprak ze op z’n Frans uit. En als ze je groette dan was het ‘daaag’, helemaal van achter uit de keel. Als een kikker.
Nadat ze weduwe was geworden van haar eerste man is ze getrouwd met de ruim tien jaar oudere oom Jan. Een lange lieve man met nagenoeg wit haar. Een aristocratisch type. Hij was vroeger een hoge politiefunctionaris in, zo hij het zelf noemde: ‘Batavia in voormalig Neerlands Indië’. Later was hij werkzaam hij bij het Ministerie van Justitie.
Het huis waarin mijn oom en tante woonden ademde iets Indisch uit. Ik vond ze deftig. Wat bij ons de gang was heette bij hun de vestibule. Wij hadden een douchecel, zij een badkamer met een ligbad met van die grote kranen. In de voorkamer stond een piano.
De maaltijden bij tante Ge waren een belevenis op zich. Ze leerde ons “netjes” te eten. En daarmee bedoel ik niet dat we mes en vork moesten gebruiken. Dat deden we thuis ook wel. Nee, tijdens het eten moesten de bovenarmen en ellebogen het lichaam blijven raken. Om dat te oefenen stopte ze ons aan beide kanten een enveloppe onder de oksels. En die mocht dan niet op de grond vallen.
Ook moesten wij tijdens de maaltijd stil zijn. ‘Kasper en Albert, jullie moeten je mond houden als wij grote mensen aan het woord zijn.’ Dat hoefde bij ons thuis niet. Maar bij tante Ge dus wel. En als we klaar waren met het eten verdeelde tante Ge de taken: ‘Jantje, als jij de kinderen naar bed brengt dan doen Klaas en ik intussen de afwas.’ Waarop mijn ruim drie jaar jongere broertje eens rood aanliep en stampvoetend riep: ‘Tante Ge, u bent een grote baasspeler!’
Tante Ge moet in die tijd heel erg op seks gericht geweest zijn. Tijdens gesprekken die Tineke en ik jaren later met haar hadden stuurde zij het onderwerp steevast in die richting. Wat mij betreft vaak tot vervelens toe. ‘Oom Jan is een schat van een man hoor, maar op seksueel gebied heb ik nooit wat aan hem gehad,’ zei ze dan altijd. Nadere details bleven ons daarbij niet bespaard. Ik heb eigenlijk nooit begrepen waarom ze daarover altijd met ons wilde praten.
Na hun Haagse jaren hebben Oom Jan en tante Ge zich in het landelijke Hattem gevestigd. Een voor de hand liggende keuze, omdat tante Ge daar vroeger met haar eerste man ook jaren had gewoond.
Van stilzitten was voorlopig echter nog geen sprake. Tot op hoge leeftijd hebben de twee zich verdienstelijk gemaakt in het pastoraal centrum de Hezenberg. Ook daar had tante Ge de touwtjes in handen. Dat bleek wel uit de verhalen die ze daarover vertelde. Ik had niet anders verwacht.
Op 72 jarige leeftijd haalde tante Ge nog haar rijbewijs. Zij en oom Jan hebben nog heel veel plezier beleefd aan hun auto die ik altijd Dafje noemde. ‘Nee Kasper, het is een Volvo!’ Toen ze al in de tachtig was reed ze met haar auto nog regelmatig naar Gouda, waar haar dochter woonde.
Nadat oom Jan was overleden en ze hulpbehoevend werd, is tante Ge in een verzorgingshuis geplaatst. Ze begon te dementeren. We hebben haar daar nog eens opgezocht. Een klein, heel mager vrouwtje. In niets leek ze nog op die matrone van weleer. Alleen de stem. Die was nog precies hetzelfde als vroeger. Ze sprak nu echter een mengeling van bekakt Haags en Drents.
Toen de verpleegster ons bij haar binnenbracht had ze eerst niet door wie wij waren.
‘Ik ben Kasper tante Ge en dit is Tineke.’
‘Kasper van Klaas en Jantje? En dit is Femmie?’
‘Nee tante Ge, ik ben Tineke, ik ben met Kasper getrouwd.’
‘En jij bent Kasper. Jouw moeder was een hele lieve vrouw, maar je vader was toch zo’n eigenwijs mannetje?’ Langzamerhand bleek tot haar door te dringen wie we waren. En we hadden de indruk dat ze ons bezoek waardeerde. We gingen dan ook met een goed gevoel naar huis.
Een paar jaar later is ze overleden. Het was half december. Op 31 december van dat jaar zou ze 100 geworden zijn.