Terug naar mijn werkzame leven
Voor de zomervakantie van 1965, ik had toen net mijn eerste jaar HTS erop zitten, zocht ik een vakantiebaantje.
Voor de transistorradio, die op mijn verlanglijstje stond, had ik geld nodig.
Toen een vroegere klasgenoot vertelde dat hij bij Philips in Staphorst ging werken, leek mij dat ook wel wat, dus meteen gebeld. Nog dezelfde dag kon ik voor een kennismakingsgesprek terecht bij de heer Huisman, het hoofd van de vestiging.
Hij bleek een zuinig kijkende, lange magere man die, zelfs in zijn kantoortje met uitzicht op de fabriek, gekleed ging in een witte jas.
De voorwaarde, dat ik tenminste vijf aaneengesloten weken moest komen werken, was voor mij geen probleem, temeer daar ik meteen de eerste week van mijn vakantie kon beginnen, zodat ik daarna nog twee volle weken vrij zou zijn.
Het vervoer van en naar het werk was goed geregeld: omdat er nogal wat vaste werknemers in Meppel woonden, reed er vanuit die plaats een personeelsbus. Op de Ceintuurbaan, nog geen honderd meter van mijn ouderlijk huis kon ik in- en uitstappen.
In het bedrijf, een subvestiging van Philips Elcoma in Zwolle, werden electrolytische condensatoren gemaakt: twee lagen aluminiumfolie, gescheiden door geïmpregneerd papier, stijf opgerold. waarover een huls werd aangebracht, waarna het geheel werd dicht gefelst.
Op mijn eerste werkdag stond ik, ’s ochtends om even voor half acht, lichtelijk nerveus, te wachten op de personeelsbus. Dat het reizen met zo’n personeelsbus niet was te vergelijken met een ritje in een lijnbus, bleek al meteen toen ik de bus binnenkwam.
Degenen die al eerder waren ingestapt waren duidelijk geen vakantiewerkers. Hoofdzakelijk jongelui. En een paar oudere mannen die de jongelui, tot kalmte maanden. Met weinig succes overigens.
Al snel begreep ik, waar dat volk was ingestapt: in de buurt van de watertoren. In die jaren hadden bepaalde straten daar een niet al te goede naam. Dit vanwege sommige bewoners daar. Waarvan nu waarschijnlijk een aantal nazaten achterin die bus zat te lallen, te joelen, te boeren en op de ramen te bonken als de bus een bekende voorbij reed. En de schunnige taal die de meisjes van het gezelschap uitkraamden, bezorgden mij rode oortjes.
Ik voelde me enorm opgelaten en was dolblij dat bij de Knoppersbrug mijn vroegere klasgenoot instapte en naast me kwam zitten.
Aangekomen in Staphorst, werd ik opgevangen en wegwijs gemaakt door mijn baas. Nou ja, onderbaas, want hij droeg een grijze jas. Dat gaf de hiërarchie weer: de baas, meneer Huisman, droeg een witte jas, de onderbazen een grijze.
De naam van deze onderbaas ben ik vergeten, maar ik herinner me nog wel dat meneer Grijsjas een rustige, bijzonder vriendelijke man was.
Terwijl we de fabricagehal binnenliepen, wees hij me mijn machine: het was de enige, die op dat moment onbemand was. Midden in een rij van ongeveer twintig. Zes of zeven van zulke rijen achter elkaar.
Het spannende moment was aangebroken: ik mocht plaatsnemen achter het apparaat. Meneer Grijsjas vertelde wat de bedoeling was.
Om het verhaal niet al te technisch te maken: je moest met die machine een rolletje maken bestaande uit een aluminiumstripje, met daaraan bevestigd een rond schijfje waar een pennetje uitstak, geīmpregneerd papier en een tweede aluminium stripje. Die rolletjes plaatste je met het pennetje naar beneden in een bord met gaatjes. Iets van 40 rijen met 20 gaatjes per rij. Als alle 800 gaatjes gevuld waren bracht je het volle bord naar de afdeling waar op elk rolletje een huis werd gedrukt en van een sealring voorzien.
Heel spannend werk en beslist niet eentonig. Niet dus! Het was vreselijk werk. Na verloop van tijd deed alles pijn, vooral mijn armen en mijn rug. En dan te bedenken dat de meeste mensen, die er zaten, dit dag in, dag uit, jaar in, jaar uit moesten doen. En jaar in, jaar uit aan hun grijsjas moesten vragen of ze naar de wc mochten. Ja, dat moest, écht.
Het enige wat niet vervelend was, was de middagpauze. In mijn herinnering was het in die periode meestal mooi weer. We zaten dan buiten. Er vormden zich daarbij verschillende groepjes, afhankelijk van leeftijd en interessegebied.
Het groepje waar wij vakantiewerkers ons bij aansloten, had altijd een cassettespeler tussen hen in staan, waaruit, vaste prik, muziek van Elvis klonk.
Ik was in die tijd meer ‘van The Beatles’, Elvis was van de jaren ’50. Maar tijdens die middagpauzes ben ik de muziek van Elvis gaan waarderen. ’s Ochtends tijdens het werk, verheugde ik me al op de middagpauze.
Wij vakantiewerkers moesten een vooraf vastgestelde dagproductie halen. Als je de hele dag rustig doorwerkte, was dat geen probleem.
Ook voor de vaste werknemers gold een dagproductie: zij moesten elke dag een vooraf afgesproken aantal rolletjes afleveren. Dat aantal, in combinatie met hun leeftijd, bepaalde voor hen het weekloon.
Daar werd op verschillende manieren mee omgegaan: de meesten werkten de hele dag rustig door, wisten wat ze ongeveer per uur moesten halen om tegen vijf uur klaar te zijn.
Anderen wisten niet hoe snel ze ’s ochtends moesten plaatsnemen achter hun machine, werkten zich vervolgens uit de naad, vaak ook tijdens de middagpauze, zodat ze tegen een uur of drie, vier klaar waren. Dit overigens tot ergernis van de anderen, die bang waren dat daardoor hun aantallen omhoog zouden gaan.
Degenen die zo vroeg klaar waren, grotendeels meisjes, mochten niet naar huis, want de werktijden waren van acht tot vijf. Dus liepen ze wat rond door de fabriek. En dan vooral in de buurt van die paar vakantiewerkers. Die waren natuurlijk veel interessanter dan de veelal oudere vaste werknemers.
Een van die meiden had het duidelijk op mij voorzien. Ze kwam uit IJhorst. Ik zie haar nog zo voor me: stevig postuur, donker haar met krullen, rode wangen en last but zeker not least haar enorme borsten. Die ze over mij heen gebogen tegen mijn rug drukte. Wat de hormonen door mijn achttienjarige lijf deed razen. Maar goed dat ik niet meteen in de benen hoefde om mijn bord weg te brengen.
Ze wilde wel een paar borden voor mij doen: haar tempo was zeker het dubbele van dat van mij.
Volgens mij wilde ze nog veel meer, maar daar was ik toen nog te bleu voor.
Ik herinner me nog wel dat onderbaas Grijsjas een keer bij mij kwam en fluisterde: ‘Die is duidelijk ergens op uit. Ikzelf ben nu gebonden en te oud voor haar, maar als ik jouw leeftijd had, dan wist ik het wel.’
Ik wist het dus ook wel, maar vond die stap wel erg groot. Toen nog wel.
Na vier weken had ik het wel gezien. Het geld voor mijn radio had ik inmiddels inmiddels bij elkaar, dus waarom zou ik mezelf nog langer martelen? Want dat was het: de hele dag in dezelfde houding zittend dezelfde bewegingen makend, zorgde ervoor dat ik elke avond met pijn in mijn rug naar bed ging.
De vrijdagmiddag van de vierde week ging ik daarom naar het kantoortje van meneer Huisman.
Klop, klop …
‘Binnen.’
‘Ik wil even zeggen dat ik volgende week niet terugkom.’
‘Je zou toch vijf weken blijven?’
‘ Ja, maar ik wil het bij vier weken houden.’
Dat viel dus niet in goede aarde. Achteraf natuurlijk wel begrijpelijk, maar daar had ik toen geen boodschap aan.
‘Dit is contractbreuk. Ik moet dit melden bij de Centrale Personeelsdienst van Philips in Eindhoven. Dat betekent dat je nooit meer een baan bij Philips zult krijgen.’
Nou meneer Huisman, ik heb tijdens mijn HTS-tijd stage gelopen bij Philips in Eindhoven en na mijn afstuderen gewerkt bij Philips Electrologica. Dussss …
Maar de radio hád ik. En ik heb er heel veel plezier van gehad. Ik herinner me nog heel goed de zaterdagmiddagen. Ik was dan op het kantoor van mijn vader bezig met verslagen of tekeningen. Onder begeleiding van de Top 40 op Radio Veronica met Joost de Draaier. Met het vooruitzicht op de zaterdagavond, mijn uitgaansavond.