Zondagochtend

Terug naar  levensverhaal overig

Het eerste wat ik denk als ik mijn ogen open: wat voor dag is het vandaag? Meteen realiseer ik me dat het zondag is. Ik hoef niet naar school, maar toch baal ik: de zondag vind ik de minst fijne dag van de week. Sterker nog: ik vind het een vervelende dag, een rot dag. 

Als ik mijn hoofd een beetje optil van het hoofdkussen zie ik ze al liggen. Moeder heeft mijn zondagse kleren gisteravond  toen ik sliep, vast klaargelegd. De grijze broek, door de meneer in de winkel waar we twee keer per jaar naar toe gaan om nieuwe kleren te kopen, steevast pantalon genoemd. Vader gebruikt in die winkel ook altijd dat woord, terwijl hij het thuis gewoon over broek heeft. Over de rugleuning van de stoel heeft moeder het overhemd gehangen. Dat nare overhemd, waarvan het bovenste knoopje altijd dicht moet. En daar overheen hangt het roodgeblokte jasje. Zo noem ik het, maar in die winkel heet dat colbert. Het vlinderstrikje met het elastiekje ligt op het tafeltje, naast de sokken. En onder de stoel staan mijn nieuwe schoenen die zo vreselijk knellen. Bah, waarom mag ik op die rot zondag niet mijn gewone kleren aan? 

‘Op zondag moet je er netjes bijlopen,’ zeggen mijn ouders altijd. En als ik vraag: ‘Waarom?’ dan zeggen ze dat dat zo hoort. Wat een onzin. Je moet op je vrije dag toch lekker kunnen voetballen of knikkeren? Dat zou de dag een stuk leuker maken. 

Wat zullen we vanmiddag gaan doen? Of beter gezegd: waar gaan we vanmiddag naar toe? Want op zondagmiddag blijven we meestal niet thuis. Vaak gaan we naar het bos, naar de Veluwe. Maar dat is eigenlijk helemaal niet leuk, want dan hoor ik steeds: ‘Pas op, je nieuwe kleren worden vies.’ 

Nou ja zeg, van wie moest ik die nieuwe kleren aantrekken? Dat denk ik dan, want als ik dat zeg, ben ik brutaal. Nee, naar het bos hoeft niet voor mij. Tenminste niet op zondag. 

Het enige leuke van naar de Veluwe is dat we later altijd ergens in een restaurant wat gaan drinken. Ik neem dan meestal Cola, in een flesje.

En als het niet het bos wordt, gaan we misschien naar oom Ton en tante Guur in Zwolle. Maar ook dat vind ik niet leuk. Ze hebben daar geen speelgoed en buitenspelen is veel te gevaarlijk aan die drukke straat. En we blijven er altijd eten, zodat we laat thuiskomen en ik daarna niet meer met mijn vriendjes kan spelen. 

Het allerliefste zou ik nu weer gaan slapen en pas morgenochtend wakker worden. Lekker de gewone daagse kleren aan. Dat ik dan weer naar school moet, neem ik maar op de koop toe. 

Terug naar  levensverhaal overig