Zwembad

Terug naar  levensverhaal overig

‘Kasper, waarom ga je niet naar het zwembad. Alle kinderen gaan met dit mooie weer zwemmen en jij zit maar thuis.’
Ik hoor het mijn moeder nog zeggen.
Maar wat had ik er een hekel aan: al die krioelende kinderen in dat stinkende chloorwater. Ik beschikte over een heel arsenaal aan smoezen om maar niet te hoeven.
Een van de keren dat het me niet lukte eronderuit te komen staat nog in mijn geheugen gegrift. Het was een heel warme dag. Hoe ik ook protesteerde, ik moest en zou naar het zwembad. Moeder bond persoonlijk de opgerolde handdoek met daarin mijn zwembroek onder de snelbinders op mijn bagagedrager. De zwemkaart drukte ze in mijn broekzak. ‘Je gaat naar het zwembad, nu!’
En daar fietste ik. Met grote tegenzin. Door de Vledderstraat, Marktstraat, Gasgracht en Emmastraat, langs het NS-station en over de Leonard Springerlaan. Aan het pleintje op het einde van die laan lag het Parkzwembad.
Terwijl ik mijn fiets op slot zette, rook ik al die vieze chloorlucht.
Voor de ingang stond een lange rij, meest kinderen. Toen ik eindelijk aan de beurt was en het hokje bij de ingang passeerde, waar meneer van Baren met zijn tang een knipje in mijn zwemkaart maakte, zag ik waar ik al bang voor was: de baden waren propvol. En er stonden ook nog eens rijen voor de badhokjes.
Ik bedacht me geen moment, draaide me om en liep meteen weer door de uitgang naar buiten.
Maar wat nu? Als ik zo snel weer thuiskwam met mijn nog droge badgoed, begreep moeder natuurlijk meteen dat ik niet had gezwommen.
Mij stonden daarom twee dingen te doen: zorgen dat zowel mijn zwembroek als mijn handdoek nat waren en voorlopig nog niet thuiskomen.
Bij de vijver voor het station ben ik op de rand gaan zitten en heb eerst mijn zwembroek door het water gehaald en vervolgens de handdoek ermee natgemaakt. En natuurlijk mijn haren niet vergeten.
Hoe het verder is gegaan, kan ik me niet meer herinneren. Vermoedelijk heb ik eerst nog een uurtje rondgefietst.

Foto’s: Stichting Oud Meppel