Spijt

1.
De rechercheur die zich heeft voorgesteld als Annet de Jong opent de map die voor haar op het bureau ligt. Terwijl ze mij indringend aankijkt, zegt ze: ‘Mevrouw Van Kessel, u weet ongetwijfeld waarom we u naar het bureau hebben laten komen?’

‘Ik heb geen idee.’ Het voelt of ik een kop als een biet krijg.

Om de lippen van de politievrouw verschijnt een schamper glimlachje. Enkele ogenblikken kijkt ze me aan zonder wat te zeggen. Dan pakt ze een vel papier uit de map en schuift dat over het tafelblad naar me toe.

Het is een persbericht. Hét persbericht. De woorden ken ik inmiddels uit mijn hoofd: ik heb het bericht de afgelopen uren tig keer gelezen op nu.nl.

‘U kent …, pardon, kende de heer Van Damme?’
Het zweet breekt me aan alle kanten uit. ‘Ik heb een tijdje voor hem gewerkt.’
‘Puur zakelijk dus?’
Ik voel dat de vrouw veel meer weet dan ze doet voorkomen. ‘We hebben een relatie

gehad.’
‘Gehad? Nu niet meer?’
‘Twee maanden geleden heb ik de verhouding verbroken.’
De vrouw tegenover me speelt met de balpen in haar hand. Haar doordringende donkere

ogen kijken me aan. ‘Nadien geen contact gehad?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Maar u had vannacht een afspraak met het slachtoffer.’
‘Ik? Een afspraak met Huib … met meneer Van Damme?’ Ik ben stomverbaasd.
‘Ja,’ zegt de politievrouw. Ze pakt de iPhone van tafel en houdt hem omhoog. ‘Deze is

van meneer Van Damme.’ Ze houdt mij de telefoon voor. ‘En dit is het sms’je dat u gistermiddag naar het slachtoffer stuurde.’ Spijt van alles. Wil je ontmoeten. Kom vannacht om 2:30 naar …

Het wordt mij zwart voor de ogen. ‘Dat heb ik niet verzonden.’ ‘Mag ik even in uw telefoon kijken?’
Ik pak de Blackberry uit mijn tas en leg hem voor haar op tafel. ‘Hoe werkt deze ook alweer … ? Oh ja, ik zie het al.’

Ze geeft mij het mobieltje terug. ‘Dat hebt u niet verzonden? En wat staat hier dan?’ Ik sta perplex. ‘Dat heb ík niet verstuurd.’

1

De vrouw kijkt me aan met een spottende blik. ‘Dat hebt ú niet gestuurd. Oké. Wie heeft het dan gedaan? De kaboutertjes?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Ik weet het niet,’ zeg ik zachtjes. Opeens veer ik op. ‘Het moet berusten op een misverstand. Vannacht ontving ik een sms’je van meneer Van Damme. Ik heb me aan de afspraak gehouden, nu jij nog.’ Ik zoek in de lijst met ontvangen berichten. Ik vind het niet terug; begrijp er niets van. ‘Het is weg.’

De rechercheur kijkt me aan. ‘Het ene sms’je hebt u niet verzonden, het andere is verdwenen. Vreemd, vindt u ook niet?’

Ik knik aarzelend.

‘Nu nog iets,’ zegt de vrouw terwijl ze naar een kast loopt en er een doos uitpakt. Ze toont mij de inhoud. Het vleesmes is verpakt in plasticfolie, er hangt een labeltje aan. Ik herken het meteen aan de beschadiging van het heft.

‘Kent u dit mes?’
‘Ja,’ stamel ik. ‘Het komt uit onze tent.’

‘Nu bent u gelukkig duidelijk,’ verzucht de vrouw terwijl ze de doos sluit. ‘Voor alle helderheid: met dit mes is de heer Van Damme om het leven gebracht. Zeven keer is er op hem ingestoken. Collega’s van de technische recherche hebben de vingerafdrukken op het moordwapen veilig gesteld.’ De politievrouw leunt achterover. ‘Mevrouw Van Kessel, waar was u de afgelopen nacht?’

2.
Het geluid van de rits maakte mij wakker.

Koos zat op zijn knieën in de tentopening. ‘Even naar de wc.’ Omdat hij zijn joggingbroek had aangetrokken en een wc-rol onder zijn arm droeg, begreep ik dat het niet ging om een snelle plas in de sloot achter de tent.

Ik graaide onder het hoofdkussen naar mijn telefoon: 2:04.

Ik moet weer in slaap gevallen zijn. Toen ik wakker werd, gaf mijn mobieltje 3:12 uur aan. Ik draaide me op mijn rechterzij en voelde met mijn hand op de slaapzak naast mij. Er ging een schok door me heen: Koos nog steeds niet terug? Waar kon hij zijn? Wat was er gebeurd? Ik moest hem zoeken. Nu meteen. Met bonzend hart schoot ik in mijn spijkerbroek en trok een trui aan. Rillend liep ik over het schaars verlichte pad naar het toiletgebouw. In de mannenafdeling deed het getik van meikevers tegen de tl-balken mij huiveren. Geen spoor van Koos. Eén van de wc-deuren was op slot. Hij was toch niet …? In paniek bonsde ik op de deur. ‘Ben jíj daar, Koos? Gaat het wel goed met je? Doe eens open.’

2

Van achter de deur klonk een mannenstem, duidelijk niet van Koos. In plat Amsterdams: ‘Kan een mens zelfs ’s nachts niet eens rustig zitten schijten? Sodemieter op, trut!’

Ik was ten einde raad. Wat moest ik? Wat kon ik doen? De politie waarschuwen was geen optie. Die zou wel eens vervelende vragen kunnen gaan stellen.

Terug in mijn tent kroop ik, nog steeds rillend, in mijn slaapzak. Mijn kleren hield ik aan. Van slapen kwam toch niets meer. In hemelsnaam, waar was Koos? Hij ging toch gewoon naar het toilet? Was hij overvallen? Ontvoerd? Wacht … stom dat ik daar niet eerder aan had gedacht. Ik knipte de tentlamp aan en pakte mijn mobieltje. Met ingehouden adem wachtte ik tot hij zou opnemen. Vrijwel meteen hoorde ik de oproeptoon van zijn iPhone. Kut! Het toestel lag aan zijn kant naast het luchtbed. Nee, natuurlijk neem je de telefoon niet mee als je naar de wc gaat. Hoewel, wás hij wel van plan naar de wc te gaan? Hij was toch niet? Nee, dat kon ik me niet voorstellen. Aan de andere kant … het was me al een paar keer opgevallen dat hij tijdens het afwassen heel geanimeerd stond te praten met de vrouw die verderop in een caravan verbleef. De vrouw kwam me vagelijk bekend voor. Een collega van Koos, die ik ooit op een feestje had ontmoet? En daar zou hij nu … ? De schoft. Ik trok de tentrits een stukje open en keek naar de bewuste caravan. Alles donker. Zonder me te bedenken, kroop ik de tent uit. Bij de caravan zag ik het belachelijke van mijn actie in. Wat moest ik doen? Koos roepen? Op de caravan tikken? Ik stond voor schut als zou blijken dat hij er niet was. Ik liep weer terug. Bijna bij de tent hoorde ik mijn Blackberry piepen: een sms’je. Koos? Met trillende vinger klikte ik op lezen.

Het berichtje was niet van Koos maar van Huib: Ik heb me aan de afspraak gehouden, nu jij nog.

Afspraak? Wat voor afspraak? Ik had toch niets met Huib afgesproken? Ik was wel wijzer. Dat was voorbij. Had Koos’ verdwijning iets te maken met dit raadselachtige sms’je? Ik moest er niet aan denken.

Zodra het licht werd, stond ik op. Tegen beter weten in liep ik opnieuw naar het toiletgebouw. Nog steeds geen spoor van Koos.

Nu toch de politie bellen? Maar dan moest ik vertellen van dat raadselachtige sms’je vannacht. Ze zouden dan ongetwijfeld achter onze contacten met Huib komen. Ook gezien zijn openbare functie.

Ik dacht terug aan de tijd dat ik stapel op hem was. Wat had ik genoten van de stiekeme ontmoetingen. Tot Koos erachter kwam.

Toen ik mijn Blackberry pakte om op nu.nl te kijken, schrok ik van de headline: Dode man aangetroffen in duingebied Callantsoog. Snel klikte ik op het linkje verder lezen:

3

Vanochtend is in de duinen bij Callantsoog het levenloze lichaam van een man aangetroffen. De politie is een onderzoek gestart. Over de identiteit van de man konden nog geen mededelingen worden gedaan.

Ik begon over mijn hele lichaam te beven. Koos verdwenen, een dode man gevonden in de duinen. Ik raakte in paniek. Wat moest ik nu? Wat moest ik zeggen als de politie kwam? Huibs naam noemen? Het sms’je laten zien dat hij mij had gestuurd vannacht? Maar dan kwam alles aan het licht. Was ik maar nooit op Koos’ eis ingegaan. Maar Koos rook geld. Dat was het enige wat voor hem telde. Ik had gewoon bij hem weg moeten gaan. Dan zat ik nu niet zo in de shit. Ik wist dat nu elk moment de politie kon komen om mij van het verschrikkelijke nieuws op de hoogte te brengen.

Toen ik later nogmaals op nu.nl keek, kreeg ik helemaal de schrik van mijn leven: Hubert van Damme vermoord. Vanochtend hebben wandelaars in het duingebied bij Callantsoog het lichaam van een dode man aangetroffen. Het blijkt te gaan om Hubert van Damme (54), europarlementariër en lijsttrekker voor de PvdA bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. Van Damme is met messteken om het leven gebracht. De politie kon bevestigen noch ontkennen dat het om een politieke moord gaat. Ze is een uitgebreid onderzoek gestart.

Ondanks de hevige schrik over Huibs dood voelde ik opluchting: de doodgewaande Koos was vast nog springlevend. Maar mij bekroop daarnaast het angstige vermoeden dat er een verband bestond tussen Koos’ verdwijning en Huibs dood.

3.
De rechercheur pakt haar balpen en maakt enkele aantekeningen. Dan zegt ze: ‘Mevrouw Van Kessel, ik zal open kaart met u spelen. Toen de collega’s u ophaalden van de camping, vertelde u over de verdwijning van uw man. We hebben meteen een paar agenten gestuurd om ter plaatse navraag te doen. De kampeerders tegenover u hebben uw man vanochtend gezien. Hij was druk doende de scheerlijnen van de tent te spannen. Niet veel later verliet hij in korte broek, met wandelschoenen en rugzak de camping. De betreffende overbuurvrouw riep naar hem: “Lekker aan de wandel vandaag?” Waarop uw man zijn duim omhoog stak.’

Ik ben met stomheid geslagen. Koos bij de tent? Dat moet dan geweest zijn toen ik vanochtend in het toiletgebouw was om me te douchen. Wat voor spelletje speelt hij?

Op dat moment gaat de telefoon van de agente. ‘Met Annet.’ Terwijl ze luistert, maakt ze een paar notities. Met een: ‘Bedankt, ik weet genoeg,’ sluit ze het gesprek af.

‘En dan nog iets.’ De politievrouw richt zich weer tot mij. ‘Verschillende bewoners van de serviceflat tegenover het betreffende duinpad, zijn vannacht wakker geworden van lawaai.

4

Het was tegen drieën. Een oudere dame zag vanuit haar slaapkamerraam een vrouw met lang blond haar het duinpad oplopen. Ze vond het vreemd dat een vrouw alleen midden in de nacht de duinen inging. Na ongeveer een kwartier zag ze haar rennend terugkeren en de weg oversteken. Misschien heeft het niets te betekenen, maar uw haren zijn wel lang en blond. Dus mevrouw Van Kessel, nogmaals, waar was u vannacht?’

‘Ik heb u toch verteld wat er is gebeurd? Ik heb geen stap buiten de camping gezet.’

De vrouw tegenover mij slaakt een zucht. ‘Mevrouw Van Kessel, ik ben bang dat u nog steeds de ernst van de situatie niet inziet. Het gaat om moord. Wat u hebt verteld over de verdwijning van uw man, blijkt niet te kloppen, hetzelfde geldt voor de sms’jes. En zojuist kreeg ik door dat de vingerafdrukken op het moordwapen overeenkomen met die van u.’ Terwijl ze haar handen breed voor zich op het bureau legt, zegt ze: ‘Goed, laten we er even vanuit gaan dat u de camping niet hebt verlaten en op zoek bent geweest naar uw man. Zijn er getuigen? Mensen die u hebt aangesproken? Die kunnen bevestigen dat u uw man kwijt was?’

Ik slaak een diepe zucht. ‘Nee, ik heb niemand gesproken. Het was immers midden in de nacht.’

‘Tja,’ zegt de vrouw veelzeggend.

Opeens schiet me iets te binnen. ‘Wacht, ik heb toch iemand gesproken.’ Mijn stem klinkt hoopvol.

‘Oh?’ zegt de rechercheur op neutrale toon.

‘Ja. Toen ik in het toiletgebouw kwam, was één van de wc’s bezet. Omdat ik hoopte dat Koos daar zat, bonsde ik op de deur en heb geroepen.’

‘En toen?’

‘Een man antwoordde in plat Amsterdams. Iets als: “Kan een mens hier zelfs ’s nachts niet rustig zitten?”’

‘Hebt u die man daarna nog gesproken? Heeft hij u gezien?’
‘Ik heb hem niet gesproken. En ik denk niet dat hij mij heeft gezien.’
De vrouw buigt zich voorover naar me. ‘Mevrouw Van Kessel, hoeveel kampeerplekken

zijn er op die camping?’
‘Eh … een paar honderd?’
‘De afstand Amsterdam – Callantsoog is minder dan zeventig kilometer. Hoeveel mannen

met een Amsterdams accent zouden er op dit moment rondlopen op die camping? En die moeten wij allemaal gaan opzoeken?’

Ik haal mijn schouders op. Ik lijk terechtgekomen in een nachtmerrie.

5

De politievrouw staat op. ‘Ik laat een kan verse koffie en wat broodjes brengen. Daarna wil ik alles horen over uw relatie met de heer Van Damme.’

4.
‘Hallo, met Inge van Kessel.’

‘Goedemiddag, mevrouw Van Kessel. U spreekt met Jantien van Gerwen van het Europese Parlement.’

‘Het Europese Parlement?’ vroeg ik verbaasd.

‘Ik ben fractiemedewerker van Hubert van Damme, die namens de PvdA lid is van het Europarlement. U kent hem vast wel.’

Ik had geen idee. ‘Eh … ja natuurlijk ken ik die.’

‘Fijn, dat maakt het makkelijker. Ik ben voor Hubert op zoek naar een interim secretaresse met internationale ervaring en een uitstekende beheersing van Engels, Duits en Frans. En het moet iemand zijn die zich snel kan inwerken.’

‘Maar … ,’ protesteerde ik.

De vrouw deed of ze mij niet had gehoord. ‘ Via, via ben ik achter uw naam gekomen. Mijn contactpersoon, wiens naam ik niet kan zeggen, heeft uitstekende referenties gegeven. Hij wist dat u op dit moment toe bent aan een nieuwe opdracht. Het gaat om vervanging wegens zwangerschap. De werkzaamheden vinden grotendeels plaats in Brussel, één week per maand in Straatsburg. Verder is het de bedoeling dat je Hubert regelmatig gaat vergezellen tijdens werkbezoeken in Europa en daarbuiten.’

Het viel me op dat de vrouw mij inmiddels tutoyeerde. Ik begreep dat die contactpersoon niemand anders kon zijn dan Kees Stalmans van het Amsterdamse exportbedrijf waarvoor ik net een klus had afgerond. De schat. ‘Ik heb inderdaad op dit moment geen opdracht. Maar ik heb besloten mezelf een time-out te gunnen. Daar staat echter tegenover: het lijkt me een heel leuke baan. Is het goed dat ik u morgenochtend terugbel? Kan ik er even rustig over nadenken. En met mijn man bespreken.’

Toen ik het die avond tijdens het eten aan Koos vertelde, was hij niet direct enthousiast; ik zou dan de hele week van huis zijn. Maar uiteindelijk vond hij dat ik die kans moest grijpen. Het stond vast goed op mijn cv.

Diezelfde avond sloeg ik flink aan het googelen en vond heel wat informatie over Van Damme. Naar de foto’s te oordelen zag hij er goed uit voor iemand van 54. Het leek er op dat hij zich graag liet fotograferen.

De volgende ochtend belde ik Jantien van Gerwen. Ik had belangstelling voor de functie, maar wilde natuurlijk eerst kennismaken met de heer Van Damme.

6

De vrouw zei dat er twee mogelijkheden waren, óf ik kwam naar Brussel óf ik ontmoette Van Damme op een zaterdag bij hem thuis. Ik koos voor het laatste.

De daaropvolgende zaterdag reed ik in mijn C3 naar Bergen aan Zee. Van Damme bleek een groot huis aan de rand van de duinen te bewonen. Nadat ik had aangebeld, werd opengedaan door een vrij jonge vrouw met kortgeknipt blond haar die zich voorstelde als Annelies.

Vast niet zijn eerste huwelijk, dacht ik meteen. De vrouw oogde niet ouder dan dertig.

Van Damme ontving mij in zijn werkkamer. In een paar uur legde hij me uit wat er van mij verwacht werd. Ik zag het helemaal zitten. En niet alleen vanwege het werk dat mij heel leuk leek. Ook vanwege Van Damme zelf. Wat een uitstraling had die man. Knap, sympathiek.

Slechts een paar weken had ik nodig om smoorverliefd te worden op Hubert. Of eigenlijk noemde ik hem toen al Huib. Hij kon het zo mooi zeggen: Van Damme voor bekenden, Hubert voor vrienden, Huib voor intimi. Al snel bleek de liefde van twee kanten te komen.

Hoewel we door de week beiden een appartement in Brussel bewoonden, kwamen we in het begin niet bij elkaar over de vloer. Nadat we echter tijdens een werkbezoek aan Rome het bed hadden gedeeld, kwam daar verandering in. Van maandagavond tot vrijdagochtend bewoonden we samen één van beide appartementen, meestal dat van mij.

Koos merkte er niets van. Tot die bewuste avond. Juist in die week verbleven Huib en ik in zijn appartement. We hadden buiten de deur gegeten, waren moe en meer en lagen dus al in bed. Uit te hijgen, welteverstaan. Op dat moment ging mijn mobiel. Ik schoot uit bed en viste hem uit mijn tas. Het was Koos.

‘Ha Koos, met mij. Lief dat je belt. Hoe is het?’
‘Hoi lieverd, waar ben je momenteel?’
‘Waar ik ben? Nou gewoon in mijn appartement. Beetje moe. Drukke dag gehad. Straks

lekker in bad en daarna vroeg onder de wol.’
‘Waarom doe je dan niet open als ik bel?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, precies zoals ik het zeg. Ik sta beneden in de hal. Maar je reageert niet op mijn

bellen.’
‘Nee, nou, eh … ik ben dus niet thuis. Leg het je zo wel uit. Met een kwartier ben ik bij

je.’
Later die avond had ik inderdaad heel wat uit te leggen.

7

Koos was woest. Hij wilde meteen van me scheiden. Schreeuwend verliet hij het appartement, waarbij hij de deur met een knal achter zich dichtsloeg.

Omdat hij niet reageerde op mijn telefoontjes, graaide ik wat spulletjes bij elkaar en stapte in de auto. Terug naar huis. Ik moest dit met Koos uitpraten, nog diezelfde avond.

Tot diep in de nacht hebben we gepraat. Ik zei hem dat ik er vreselijke spijt van had. Ik smeekte hem geen overhaaste beslissingen te nemen. We hadden het toch altijd goed gehad, samen?

Koos wilde voorlopig niets anders dan rust, nadenken over ons. Hij besloot de volgende ochtend naar zijn werk te bellen om een week vakantie te regelen. Daarna zou hij vertrekken, alleen. Waarheen? Geen idee. Waarschijnlijk naar een van de Waddeneilanden. Uitwaaien op het strand. Nadenken. Hij verbood mij te bellen of sms’en.

Nadat hij de volgende dag was vertrokken, meldde ik mij ziek. Onder deze omstandigheden zou ik toch niet kunnen werken.

Het was een vreselijke week. Een aantal malen stond ik op het punt om in mijn auto te stappen en naar de afvaartplaatsen van de Waddeneilanden te rijden. En dan verder? Ik zag meteen het zinloze van dat plan in. Nee, er zat niets anders op dan gewoon af te wachten tot Koos weer thuis zou komen.

5.
‘En hoe is het verder gegaan?’ vraagt de rechercheur.

‘Toen Koos na negen dagen thuiskwam, hebben we het uitgepraat. Ofschoon het hem erg moeilijk viel, wilde hij me de misstap vergeven.’

‘Gelukkig. Maar ik bedoelde eigenlijk iets anders.’ Ze kijkt me doordringend aan. ‘Hoe is het verder tussen u en meneer Van Damme gegaan?’

‘Koos eiste dat ik met hem zou breken. Hij wilde zelfs dat ik ontslag zou nemen. Wat ik uiteraard heb gedaan.’

De vrouw staat op, loopt naar het raam en neemt plaats in de vensterbank. ‘En met meneer Van Damme hebt u daarna geen contact meer gehad?’

Nu oppassen wat ik zeg. Misschien heeft ze in de agenda van Huib iets gelezen over onze afspraak. ‘Ik heb hem daarna nog één keer ontmoet. Om alles uit te leggen.’

De vrouw knikt. ‘Ja, natuurlijk. Daarna geen ontmoetingen?’ ‘Nee,’ zeg ik naar waarheid.
‘Ook anderszins geen contact gehad?’
‘Ook niet.’

8

De vrouw is intussen weer achter haar bureau gaan zitten. ‘En die sms’jes dan, gistermiddag en vannacht?’

‘Ik heb al gezegd, daar weet en begrijp ik niets van.’

‘Mevrouw Van Kessel, ik vind dat we moeten ophouden met dit kat- en muisspel. Ik weet niet of u betrokken bent geweest bij de moord op meneer Van Damme, maar wat ik wel weet, is dat u iets verzwijgt. U doet er verstandig aan, open kaart te spelen.’

6.
Pas na negen dagen kwam Koos weer naar huis. Hij had zijn time-out doorgebracht op Schiermonnikoog.

Toen ik zei dat ik wilde weten hoe nu verder, antwoordde hij dat hij door wilde gaan. Hij stelde daarbij wel een voorwaarde. Welke dat was wilde hij nog niet zeggen. Hij had een plan uitgewerkt dat we die avond in alle rust zouden bespreken.

‘Voorwaarde? Plan?’ vroeg ik. ‘Vanavond,’ was alles wat hij kwijt wilde.

‘Ik heb het volgende bedacht,’ begon hij, toen we die avond aan de koffie zaten. ‘Jij belt Huib en vertelt hem dat je, teneinde je huwelijk te redden, jullie relatie beëindigt. En dat je ontslag neemt. Maar je wilt nog één keer met hem afspreken om het ‘in stijl’ af te sluiten. Jullie spreken een tijdstip en plaats af voor die ontmoeting. Vanwege dat ‘in stijl’ adviseer ik een kamer in een vijfsterren hotel.’

Met open mond zat ik Koos aan te kijken. ‘Jij wilt dat ik … ?’

Koos knikte. ‘Maar dat is slechts een deel van het plan. Ik zal je uitleggen hoe ik het verder bedacht heb. Op die hotelkamer vertel je hem dat je van de laatste keer dat jullie seks hebben, wat bijzonders wilt maken. Jullie gaan spelen dat jij door Huib wordt verkracht. Seks tegen jouw wil.’

Ik viel van de ene verbazing in de andere. ‘Verkracht? Seks tegen mijn wil? Maar waarom in hemelsnaam?’

‘Omdat we er een slagje uit gaan slaan. Wat die hufter namelijk niet weet is dat jouw mobieltje alles filmt. Het is daarom handig dat jij eerder dan hij op die hotelkamer bent.’

‘Maar dat is …’

‘Ja inderdaad, chantage. We gaan die mooie meneer een poot uittrekken. En hij gaat betalen, daarvan ben ik overtuigd. Hij zal er zijn huwelijk en zijn politieke carrière echt niet voor op het spel zetten. Dat laatste zeker niet.’

9

Ik was met stomheid geslagen. Zo kende ik Koos niet. Dit kon hij niet serieus menen. ‘Sorry Koos, ik doe hier niet aan mee.’

‘Ook met die optie heb ik in mijn plan rekening gehouden. Plan B. We zoeken een makelaar en een advocaat.’

‘Je chanteert mij ook dus.’

‘Precies. En daar is in mijn ogen niets mis mee, gezien wat jullie mij hebben aangedaan. Het is dus slikken of stikken.’

‘Je overvalt me hiermee, Koos. Ik wil er een paar dagen rustig over nadenken.’

Koos glimlachte. ‘Natuurlijk wil je dat. Ik had niet anders verwacht. Het lijkt me echter goed meteen ook de rest van mijn plan te ontvouwen. Jij gaat na afloop van de voorstelling het filmpje bewerken en op DVD zetten. Daarna stuur je Huib een sms’je waarin je een flinke som geld eist als hij wil voorkomen dat de DVD aan de pers wordt overhandigd. Over de hoogte van het bedrag moeten we nog maar even nadenken.’

‘Stel dat hij naar de politie gaat?’

‘Je moet bluffen in dat sms’je. Ook als hij de politie inschakelt, zal de DVD bij de pers terechtkomen. Hij zal wel uitkijken: verkrachting is niet niks, zeker niet voor een politicus.

7.
‘En?’ vraagt de rechercheur. ‘Hebt u meegewerkt?’

Ik knik. ‘Ja. En daar heb ik nu verschrikkelijke spijt van.’

‘U weet uiteraard dat chantage strafbaar is? Hoewel moord natuurlijk erger is. En in verband daarmee zit u hier.’

‘Nogmaals, ik zweer u, met de moord heb ik niets te maken. En wat dat andere betreft, heb ik open kaart gespeeld. Zou ik dat gedaan hebben als ik betrokken was geweest bij de moord?’

De vrouw tegenover me slaakt een diepe zucht. ‘Dat van die chantage, daar waren we vroeger of later toch wel achter gekomen.’

Opeens zie ik alles helder voor me. ‘De schoft!’ roept ik. ‘De vuile schoft.’
De politievrouw kijkt me met open mond aan. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Ik weet hoe het gegaan is. De smeerlap probeert me erin te luizen. Godverdomme!’ ‘Over wie hebt u het?’
‘Over Koos natuurlijk. Mijn man. Nu nog wel. Maar ik wil zo snel mogelijk bij die klootzak

weg.’
De vrouw schuift het dossier van zich af en leunt achterover. ‘Oké, vertel. Ik luister.’

10

‘Alles heeft hij míj laten doen. Ík moest verkracht worden, ík moest filmen, ík moest de film bewerken en op DVD zetten, ík moest het chantagesms’je versturen. Meneer hield zo mooi schone handen. Hij had zijn eigen agenda. Het plan dat hij had uitgewerkt behelsde meer dan enkel chantage. Huib en ik zouden beiden gestraft worden voor ons vreemdgaan: Huib werd gedood en mij zou de moord in de schoenen geschoven worden. Dat sms’je Spijt van alles. Wil je ontmoeten heeft hij gistermiddag in het geniep verzonden met míjn mobiel. Het sms’je dat ik afgelopen nacht ontving: Ik heb me aan de afspraak gehouden, nu jij nog heeft hij met Huibs telefoon verzonden en daarna meteen gewist. Dat moet zijn gebeurd nadat hij Huib heeft vermoord. Toen hij vanochtend bij onze tent rondscharrelde, heeft hij het berichtje verwijderd uit mijn telefoon. De ploert heeft vanochtend bij de camping op de uitkijk gestaan. Toen hij zag dat ik naar het toiletgebouw ging, is hij naar onze tent gekomen en heeft ervoor gezorgd dat hij gezien werd. En is daarna zogenaamd aan de wandel gegaan. Omdat hij er op uit was dat ik verdacht zou worden, is hij vannacht met een blonde pruik op de duinen ingelopen. Hij heeft ervoor gezorgd veel lawaai te maken, zodat de kans groot was dat hij gezien werd. Tenminste één van die bejaarden zou er toch wel van wakker schrikken.

En wat dat mes betreft: ja, die kwam uit onze tent. Ik zorg altijd voor het eten, dus die vingerafdrukken zeggen niets.’

Ik kijk de vrouw tegenover me hoopvol aan. ‘Zo moet het gegaan zijn, toch?’
De vrouw zucht. ‘Zo zou het gegaan kúnnen zijn.’
Op dat moment wordt op de deur geklopt. Een jonge agente vraagt of ze de vrouw even

kan spreken, waarna ze samen de kamer verlaten.
Als de rechercheur even later weer binnenkomt, herhaalt ze: ‘Zo zou het gegaan kúnnen

zijn.’ Na een korte pauze vervolgt ze: ‘Ware het niet dat uw man een alibi heeft.’
Het is of mijn wereld instort. ‘Een alibi?’ weet ik uit te brengen. ‘Maar dat kan toch niet?

Hij moet in de duinen zijn geweest.’
‘Nee, mevrouw van Kessel, het zal heel pijnlijk voor u zijn, maar een vrouw die bij u op

de camping kampeert in een caravan, heeft verklaard dat uw man van kwart over twee tot na achten bij haar is geweest.’

Dus toch. Had ik maar op die vervloekte caravan gebonsd, dan had ik nu ook een alibi. Ik staar naar de deur. De luxaflex die ervoor hangt, is niet geheel gesloten, zodat ik de gang in kan kijken. Opeens voel ik een schok. Daar loopt ze, de smerige hoer, samen met de agente van daarnet. Op dat moment weet ik wie ze is. Door haar kapsel had ik haar op de camping niet herkend. ‘Maar daar … maar dat is … de vrouw van Huib.’

11

‘Zijn vriendin,’ corrigeert de rechercheur. ‘Ex-vriendin inmiddels; ze heeft hem verlaten nadat ze lucht had gekregen van zijn Brusselse escapades. Tien minuten geleden heeft ze bekend.’