Mijn roots

Na het overlijden van mijn moeder in 1998 is een grote doos met oude (en zeer oude) foto’s bij ons terechtgekomen. Een aantal van die foto’s heb ik gescand en op deze site geplaatst. 
Maar om te beginnen zal ik iets vertellen over mijn roots: wie waren mijn grootouders, waar zijn mijn ouders opgegroeid, wat hebben grootouders en ouders in hun leven gedaan etc. 

Opa en oma van vader’s kant

Kasper Kombrink, geboren 11 maart 1880 te Meppel, overleden 29 maart 1948 te Meppel.
Cornelia Maria Sophia van der Velden, geboren 8 september 1877 te Amsterdam, overleden 13 juni 1951 te Den Haag.
Ze zijn gehuwd op 1 november 1902. Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren:

Geesje (Ge) Kombrink, geboren 31 december 1902 te Meppel, overleden 13 december 2002 te Hattem.
Jan Kombrink, geboren 16 februari 1904 te Meppel, overleden 10 september 1967 te Zaltbommel.
Johanna Elizabeth (Jo) Kombrink, geboren 21 oktober 1911 te Meppel, overleden 10 juli 1985 te Zwolle.
Martinus Kombrink, geboren 6 augustus 1913 te Meppel, overleden 4 december 1979 te Apeldoorn.
Klaas Kombrink (mijn vader), geboren 21 februari 1915 te Emmer Compascuum (gemeente Emmen), overleden 10 mei 1988 te Meppel.
Cornelia Kombrink, geboren 13 juli 1916 te Meppel, overleden 17 juli 1916 te Meppel
Kasper Kombrink, geboren 17 juli 1925 te Meppel, overleden 15 februari 1933 te Zwolle.

Opa Kombrink stamde uit een schippersfamilie. Maar hij besloot die traditie niet voort te zetten: hij werd aannemer. 
Omdat men in die tijd minder mobiel was dan tegenwoordig was het gebruikelijk te gaan wonen in de buurt van de plaats waar men werkte. En zo kwam het, dat mijn vader in Emmer Compascuum (gemeente Emmen) werd geboren. Opa had in die buurt een bouwwerk.
Eind twintiger jaren begon opa een timmerfabriek in Meppel. Hij maakte daar kozijnen, deuren en trappen. Mijn vader heeft in dat bedrijf ook nog meegewerkt (zie verderop)
Later, toen opa lichamelijke problemen kreeg is hij een lichtdrukbedrijf begonnen: lichtdruk was in die tijd een techniek om grote tekeningen (zoals in de bouw worden gebruikt) te kopiëren.
Dit bedrijf is later door iemand anders overgenomen en heeft nog jaren onder de naam Kombrink bestaan (ik kan het me zelfs nog herinneren).
Ik heb opa niet gekend: ik was een jaar oud toen hij is overleden. Oma Kombrink is overleden toen ik vier was. Ik heb haar dus bewust meegemaakt. Ik kan me er echter weinig meer van herinneren.

Trouwboekje opa en oma Kombrink

Opa en oma van moeder’s kant

Albert Leunge, geboren 21 oktober 1866 te Beilen, overleden 28 februari 1936 te Ruinerwold.
Roelofje Nijland, geboren 18 augustus 1875 te Assen, overleden 9 maart 1961 te Ruinerwold.
Ze zijn gehuwd op 11 mei 1904. Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren:

Arend Leunge, geboren 11 april 1905 te Diever, overleden 18 maart 1969 te Meppel.
Klazina Jantina (Klazien) Leunge, geboren 17 mei 1907 te Diever, overleden 8 augustus 1998 te De Wijk 
Jantje Leunge (mijn moeder), geboren 18 januari 1915 te Ruinerwold, overleden 1 juli 1998 te Ruinen.

Opa Leunge was eerder getrouwd geweest. Uit dat huwelijk zijn drie zonen voortgekomen, waarvan er een waarschijnlijk op jonge leeftijd is overleden. Mijn moeder had dus naast broer Arend en zus Klazien ook nog twee halfbroers (Jan en Jan), met wie ze altijd contact heeft gehouden.
Opa was eerst boerenknecht in Diever. Later heeft hij zich als boer gevestigd in Ruinerwold. Ik heb hem niet gekend: in 1936 is hij overleden.
Na z’n dood heeft zoon Arend samen met zijn vrouw Annegien het bedrijf voortgezet.
Oma Leunge is de rest van haar leven bij hen in blijven wonen. Ze is later tijdens haar ziekte liefdevol verzorgd door tante Annegien.
Oom Arend en tante Annegien hadden twee zonen: Albert en Egbert. Egbert heeft meegewerkt in het bedrijf. Albert is al op 37 jarige leeftijd overleden. 

Oma Leunge is de enige van mijn grootouders die ik bewust heb meegemaakt: ik was bijna 14 toen ze is overleden. Zie ook Oma Leunge.
Aan die boerderij in Ruinerwold bewaar ik hele fijne herinneringen. In de vakanties ging ik er logeren en ook op vrije middagen was ik er vaak te vinden. Zie ook Geluksgevoel
Oom Arend en tante Annegien waren schatten van mensen. Oom Arend zei vaak: “In jou schuilt een echte boer”. Het is dus anders gelopen. 

Later hebben zoon Egbert en schoondochter Geertje de boerderij overgenomen. Na het overlijden van Egbert in 1985 (hij was pas 49) is hun dochter Annet daar samen met haar man Jelle gaan wonen. Het is inmiddels geen boerenbedrijf meer.
Elke keer als ik fietsend, wandelend of skeelerend bij die boerderij langs kom dan kijk ik even opzij. Het is nog altijd een beetje “mijn boerderij”.

Trouwboekje opa en oma Leunge

Mijn ouders

Vader is opgegroeid in Meppel. Z’n ouders woonden eerst aan de Ruinerwoldseweg (tegenwoordig bekend als Commissaris de Vos van Steenwijklaan) en later, nadat opa was gestopt met de timmerfabriek aan de Soembastraat.
Na de lagere school heeft vader een aantal jaren de Mulo aan het Noordeinde bezocht. Maar hij was 15 toen werd besloten dat hij net als zijn beide broers mee moest werken in de timmerfabriek van zijn vader. Op 17 jarige leeftijd maakte een bedrijfsongeval een abrupt einde aan zijn timmermanscarriere. Hij kwam met z’n hand in een zaagmachine, waardoor hij vier vingers van z’n rechterhand moest missen.
Vanaf dat moment moest vader “de boer op”: bij aannemers langs om te proberen opdrachten binnen te halen voor de timmerfabriek. Eerst op de fiets, maar al snel kwam er een motor om de klanten te bezoeken. Dat ging niet altijd goed: hij is ooit in de buurt van Wijhe van de IJsseldijk afgereden. Hij werd afgevoerd naar het ziekenhuis in Zwolle. En dat toeval niet bestaat blijkt wel uit het volgende: onze dochter Elles reed 60 jaar later met haar auto ongeveer op dezelfde plaats de dijk af.
Nadat opa met de timmerfabriek was gestopt is vader in dienst getreden van timmerfabriek Zwiers in Hoogeveen. Daar heeft hij meer dan veertig jaar gewerkt. De werkzaamheden waren hetzelfde als bij z’n vader: timmerwerk verkopen. Eerst bij kleine aannemers in de regio, later bij grote bouwbedrijven in heel Nederland.
In z’n vrije tijd was vader druk met de biljartsport. Eerst alleen als (niet onverdienstelijk) speler, later ook als bestuurder. Hij is jaren voorzitter geweest van district Zwolle van de KNBB (Koninklijke Nederlandse Biljart Bond). Hij is voor z’n werkzaamheden voor de biljartsport later nog onderscheiden door genoemde bond.
Vader moest tijdens weekenden regelmatig biljarttoernooien bezoeken; als speler of als voorzitter die de prijzen moest uitreiken. Als klein jongetje mocht ik dan vaak mee. Flesje cola, wat pinda’s en het scorebord bedienen. Ik denk er met heel veel plezier aan terug. 

Moeder is opgegroeid in Ruinerwold. Ze was een boerendochter. Na de lagere school ging ze naar de Vrouwenarbeidsschool (de latere Huishoudschool) in Meppel. Toen ze klaar was met de basisopleiding heeft ze er nog een jaar achteraan geplakt om het diploma “Kinderjuffrouw” te halen. Van dat laatste heeft ze later nog heel veel plezier gehad zoals verderop zal blijken.
Toen ze klaar was met haar opleiding is ze in dienst getreden van de firma Keizer in Meppel. Dit was een damesmodezaak. Ze werkte daar in de winkel, maar vermaakte ook kleding en paste zelfs op de kinderen van “de baas”. Door haar werk ging ze zich modern kleden. In de ogen van haar moeder werd ze toen een “stadse kakmadam”. Ze heeft zich daar overigens weinig van aangetrokken.

Ik geloof dat ze een jaar of 18 was toen ze vader leerde kennen. Hij had toen nog geen motor, want in het begin moest hij altijd op de fiets naar Ruinerwold. En die tocht was niet zonder risico. De jongens uit dat dorp hadden er grote problemen mee dat zo’n stadse meneer verkering had met een van “hun” meisjes. Hij is diverse keren in de sloot beland. Gelukkig was er toen snel die motor.

Op 10 mei 1939 zijn vader en moeder getrouwd. Precies een jaar later begon de oorlog.
Ze gingen een huis huren aan de Timorstraat. Later hebben ze het huis gekocht en verbouwd. Ze hebben er tot 1987 gewoond.
Tijdens de eerste jaren van hun huwelijk kon moeder haar diploma Kinderjuffrouw te gelde maken. Ze begon aan huis een prive kleuterklasje voor kinderen van welgestelde ouders. Die kinderen konden natuurlijk niet naar de gewone kleuterschool, waar ze met gewone kinderen in aanraking zouden komen. In onze tijd zou zoiets toch onvoorstelbaar zijn.
Mijn broer en ik hebben later nog lange tijd plezier gehad van die kleuterklasjes: de zolder van ons huis lag vol met vouwblaadjes, vlechtrepen etc.

Omdat ze bijna acht jaar moesten wachten op hun eerste kind (ik dus) werd er een hond aangeschaft. Een Foxterrier: Terrie. Later kwam er nog een tweede bij: Raffie. Moeder kreeg in die tijd regelmatig boze postbestellers, bakkersknechten en slagersknechten aan de deur: de hond had hen in de broekspijp gebeten. De rekening van de kleermaker kwamen ze een paar dagen later brengen. En in de Meppeler Courant stond een berichtje over “de hond van K” die alweer eens had toegehapt.

In 1947 ben ik geboren. En dat was letterlijk een zware bevalling. Op de grote tafel in de kamer. De huisarts die de bevalling zou doen vond dat er een tang aan te pas moest komen. Maar het risico om nog naar het ziekenhuis te gaan achtte hij te groot. Dus de gynaecoloog kwam aan huis. 
Maar ook met twee man lukte het niet om mij te bevrijden. Het schijnt echt een soort slachtpartij te zijn geweest. Ik was al opgegeven; ik zou niet meer levend ter wereld komen. Uiteindelijk is het toch nog gelukt, al had ik hier en daar blijvend letsel opgelopen.
Als baby werd ik uitstekend bewaakt. Zodra ik maar een kik gaf legde hond Raffie z’n voorpoten op de rand van het wiegje en keek bezorgd naar mij. Dat verklaart waarschijnlijk waarom ik nog steeds zo gek op honden ben. 

In 1950 is mijn broer Albert geboren. Ik herinner me dat de overbuurvrouw op me paste. Ik zat op het hekje voor ons huis toen de ziekenauto met moeder arriveerde, gevolgd door de Austin van vader waarin de kraamzuster zat met de baby op schoot.
Later mocht ik even boven bij moeder kijken. “Waarom lig je in bed?”…”De ooievaar heeft je broertje gebracht en heeft mij daarbij in het been gepikt.” Ik heb jaren lang een hekel aan ooievaars gehad. Wat een geniepige beesten.

In 1987 hebben mijn ouders hun huis aan de Timorstraat verkocht en zijn verhuisd naar de Uilenborg, een appartementencomplex voor ouderen vlakbij het Wilhelminapark.
Hier is mijn vader op 10 mei 1988 overleden. Op de dag dat ze precies 49 jaar getrouwd waren.

Moeder heeft daarna nog tien jaar in de Uilenborg gewoond. Na de jarenlange zorg voor vader is ze daar weer helemaal opgeleefd. Ze ging naar de gezamenlijke koffie. Ze werd lid van de bewonerscommissie, later zelfs voorzitter. Ze organiseerde reisjes, gezamenlijke maaltijden, bingomiddagen, kerstvieringen etc. Medebewoners noemden haar “de moeder van de Uilenborg”.

In januari 1998 werd moeder ziek. Na weken lang in het ziekenhuis te hebben gelegen kwam ze op een ziekenkamer in Woonzorgcentrum de Priensenije in Ruinen, de instelling waar Tineke werkt. Hier heeft ze de laatste weken van haar leven doorgebracht.
In de vroege ochtend van 1 juli 1998 is moeder overleden. Toen wij tijdens die nacht aan haar sterfbed zaten en ze wat onrustig werd hebben we de radio aangezet en afgestemd op Radio 4, de klassieke muziek zender. Daarvan werd ze rustiger. Toen het stuk dat op dat moment gespeeld werd afgelopen was zei de presentator: “U luisterde naar de Finale van de Abschiedssymphonie van Haydn”. We wisten niet wat we hoorden. 
De volgende ochtend heb ik bij een platenzaak een CD gevonden waar dit stuk op staat. In het begin speelt het hele ensemble. Het ene na het andere instrument stopt met spelen, zodat tegen het eind de viool het helemaal alleen moet doen. Hoe toepasselijk.
Tijdens moeder’s crematie hebben we dit stuk uiteraard gespeeld.

Trouwboekje vader en moeder Kombrink

Schuif door de foto’s. Klik om een foto groter te zien: