Op 1 april 1977 begon ik met mijn nieuwe baan bij de Stichting Radiostraling van Zon en Melkweg (SRZM) in Dwingeloo / Westerbork (later opgegaan in Astron).
Dat was een hele overgang: van een commercieel bedrijf waar ik daarvoor werkte, naar een wetenschappelijk instituut. Ik viel dan ook van de ene verbazing in de andere.
Toen nog zonder enige schrijfervaring besloot ik een bepaald gebeuren vast te leggen in de vorm van een fabel. De omgeving waarin een en ander plaatsvond was een bos, waarin dieren woonden die zich met wetenschap bezig hielden. Ze onderzochten verre bomen. De dieren in die fabel probeerde ik herkenbaar neer te zetten, zodat iedereen meteen begreep over welke medewerker ik het had.
Die eerste fabel leverde ik in bij de redactie van het personeelsblad Telescopium. Veel positieve reacties, eerst van de redactieleden, later, na publicatie van de fabel, ook van collega’s.
‘Kun jij voor het volgende nummer weer een fabel leveren?’ vroeg de de eindredacteur van het blad twee maanden later. En zo geschiedde. Zes stuks heb ik er geschreven. Of eigenlijk zeven, maar eentje werd door de redactie geweigerd omdat hij te ver ging (vond men). Ik dus niet, en na die weigering ben ik gestopt. Maar uiteindelijk ben ik een paar jaar later gezwicht en heb de draad weer opgepakt.
Dat een en ander werd gewaardeerd bleek wel bij mijn afscheid: een heuse fabeltjeskrant werd opgevoerd door collega’s en directie.
De boekjes Telescopium heb ik altijd bewaard. Tot onze laatste verhuizing. Tijdens het opruimen heb ik het hele pakket bij het oud papier gedaan.
Achteraf vroeg ik me af: wat heeft me bezield? Ik had zo’n spijt. Een aantal oud-collega’s benaderd of zij nog exemplaren in hun bezit hadden. Niet dus.
Ik kijk nog regelmatig op de site van Astron en dan speciaal bij de ‘Daily Image’. Medewerkers kunnen in die rubriek foto’s plaatsen met een begeleidende tekst. Meestal gaat het daarbij om astronomische of technische onderwerpen, voor mij niet zo interessant. Maar af en toe gaat het over oud-collega’s van mij: meestal met betrekking to pensionering of overlijden. Hoewel geen van mijn oud-collega’s nog actief is binnen Astron (ik was een jonkie in die tijd), kan ik het toch niet laten af en toe te kijken.
In februari stuitte ik op het volgende bericht:
Vergroten: klik op plaatje, terug naar pagina: klik nogmaals
Uiteraard heb ik meteen een mailtje gestuurd naar de maker van de foto, tevens schrijver van het bericht: Tammo Jan Dijkema. Een soort ex-collega, die ik echter nooit gezien heb, want toen ik afscheid nam, was hij vier.
De man vertelde dat hij de bundels niet uit kon lenen, maar ik mocht wel naar Astron komen om ze te kopiëren.
De volgende dag zat ik op zijn werkkamer en heb alle fabels gefotografeerd, zodat ik er later thuis transcripties van kon maken.
En ik hield er nog een rondleiding binnen de organisatie waar ik jaren heb gewerkt, aan over.
En dan hier de fabels:
De fabel van de Tekkel en de T-shirts
De fabel van de Drentse Patrijs, de Friese Stabij en het koffiegeld
De fabel van de Otter, de Belgische Berggeit en de Vieëlbiai
Vieëlbiai staat voor VLBI: Very Large Baseline Interferometry. Dit is een techniek waarbij verschillende telescopen over de hele wereld samen en tegelijkertijd waarnemingen doen. Met behulp van ingewikkelde wiskundige berekeningen kan zo een schotel met een zeer groot oppervlak worden gesimuleerd. Waardoor veel nauwkeuriger resultaten worden verkregen.
De fabel van de Tekkel, dit blad, de Boerhavepoes en de oude troep
De fabel van het Schaap, de Steenbok en de rotsooi
De fabel van de Kievit, de Belgische Herder en het nieuwe hol
De fabel van de Baardaap
Deze fabel is niet van mezelf, maar gaat over mij. Hij verscheen in het Telescopium-nummer van januari 1986. Ik heb hem destijds dus niet gelezen. Ik vond hem pas toen ik onlangs (februari 2024) bij Astron was om mijn fabels te fotograferen. Achtendertig jaar na dato.