zestien paar ogen
kijken me aan
ik zie verwijten
heb ze verwaarloosd
al die jaren
zwart-rode schoenen
door mijn voeten gevormd
vertrouwde geur
mengeling van leer en zweet
sporen van vele valpartijen
bloedvlekken binnenin
duizenden kilometers
door het mooie Drentse land
glijden over gladde asfaltpaden
lange slagen, diepe zit
klunen over klote klinkerwegen
zwoegen in de zware westenwind
urenlang rijden, ik kende geen rem
noodstop? Lantaarnpaal gegrepen
ofschoon ook de berm
geweldig voldeed
in het groene gras gelegen
bedacht ik
de snelheid in mijn lijf
was weer niet bij te benen
de keer dat ik, strak in het pak
die pubermeisjes op de fiets passeerde
hoe oud of ik wel was
en dat ik een lekker kontje had
veelvuldig tegen het asfalt gesmakt
een stokje, een steentje
wielen staan stil
lichaam niet
bloed, blaren
blauwe plekken