‘Opa, heb je een hond in de auto gehad?’
‘Nee, hoezo?’
‘Er hangt hier zo’n hondenlucht.’
‘Ja, nu je het zegt. Ik ruik het ook. Zou die rot hond …?’
‘Welke rot hond, opa.’
‘De hond van de achterburen, dat beest loopt altijd los. Is ook regelmatig in mijn tuin. En als ik hem dan probeer weg te jagen, kijkt hij me aan met een blik van “waarom”?’
‘Ah, wat lief.’
‘Niks “wat lief”. Laat hij in zijn eigen tuin gaan schijten.’
‘Heeft hij in jouw tuin gepoept?’
‘Nee, nog niet, maar … nou ja laat maar, het is een rot hond.’
‘Maar heeft die hond dan toch in jouw auto gezeten?’
‘Nee, dat niet. Maar gisteren heb ik mijn auto uitgezogen. Ik leg dan altijd de matjes naast de auto om te luchten. Ik ben een tijdje binnen geweest om thee te drinken. Die rot hond moet toen op een van die matjes zijn gaan liggen. Een andere verklaring heb ik niet.’
Een paar dagen later was diezelfde opa bezig in de keuken toen hij plotseling onwel werd. Hij strompelde, terwijl hij zich vasthield aan het aanrecht, naar de buitendeur.
In de tuin probeerde hij een stoel te bereiken. Wat niet lukte: voor de stoel zakte hij op het gras in elkaar. Het was drie uur ’s middags.
Toen opa weer enigszins bij kennis kwam, hoorde hij zijn buurvrouw in de tuin naast hem. Hij probeerde om hulp te roepen, maar hij was te verzwakt: er kwam nauwelijks geluid uit zijn keel.
Zo gingen uren voorbij.
Buren liepen of fietsten door de steeg achter zijn tuin, maar niemand die opa opmerkte.
Hij hoorde zelfs een keer de voordeurbel. Achteraf bleek dat een familielid dat bij hem op de thee wilde. Niemand thuis, dacht ze.
Opa kreeg het koud van het doodstil liggen op die koude grond. Klappertandend lag hij daar te wachten. Hij zou toch ooit wel door iemand gevonden worden? Of moest hij hier de hele nacht blijven liggen?
Tegen negen uur die avond, hij lag inmiddels zes uur in het koude gras, hoorde hij geritsel in de struiken achterin zijn tuin. Zou er dan toch eindelijk iemand hebben ontdekt dat hij hier lag?
Toen was daar opeens de hond van de achterburen die eerst snuffelend, later luid blaffend om hem heen rende.
Een paar minuten later hoorde opa de achterbuurvrouw, waarschijnlijk gealarmeerd door het geblaf, haar viervoeter roepen. Maar de hond wist van geen wijken: hij bleef al blaffend om opa heenlopen.
De eigenaresse van de hond, die inmiddels had begrepen dat er iets aan de hand was, kwam toen poolshoogte nemen.
En vond daar de inmiddels hevig onderkoelde opa.
Die rot hond!
juli 2018
Dit is een waargebeurd verhaal. De opa is een familielid.