Vanmiddag in Linda’s flat:
Ik was net terug van mijn boterhammetje thuis, toen de bel ging. Niet beneden bij de hoofdingang, maar rechtstreeks aan de deur van de flat. En geen kort belletje, maar er werd echt werk van gemaakt.
Nadat ik de kwast had neergelegd, opende ik de voordeur.
Politie. Vier man sterk. Het viel me nog mee dat ze geen honden bij zich hadden.
De grootste van de vier had een stapeltje papieren in de hand. ‘
‘Mag ik uw naam weten, meneer?’
‘Kasper Kombrink.’
De man keek in zijn papieren. Ik zag aan zijn gezicht dat er iets niet klopte.
‘Bent u de bewoner van deze flat?”
‘Nee, mijn dochter heeft hem gekocht, ze heeft sinds twee weken de sleutel en ik ben hier aan het klussen.’
‘Weet u het adres van de vorige bewoonster?’
‘Geen idee, de dame van wie mijn dochter de flat heeft gekocht, had hem het afgelopen jaar verhuurd.’
Een diepe frons verscheen op ’s mans voorhoofd. Hulpeloos keek hij zijn collega’s aan, maar die wisten het ook niet meer.
‘Dan wens ik u een prettige voortzetting van de werkzaamheden.’
Ik wilde nog vragen of ik een foto van hen mocht maken voor mijn blog. Toch maar niet gedaan.