De bel! Als ik de voordeur open, staat daar een viertal jochies. Ik schat een jaar of zes oud. Samen dragen ze een grote boodschappentas.
‘Dag jongelui.’
‘Meneer, hebt u nog lege flessen?’
‘Nee, helaas.’
‘Oh, jammer.’
‘Wat wilden jullie ermee doen?’
‘Inleveren. Geld is voor de arme kinderen.’
Deed me denken aan vroeger, toen wij een handkar huurden en oud papier ophaalden. Voor de blinden (lees: kermis).