Hoe een taal zich ‘ontwikkelt’: Toen ik in de jaren 70 en 80 nog beroepsmatig bezig was met softwareontwikkeling, hadden we het over applications (applicaties, toepassingen). We waren applicatieprogrammeurs.
In de tijd van de smartphones en tablets spraken we niet meer van applications: dat kostte te veel tijd, dus het werden apps. De hele wereld ging apps ontwikkelen. Die we konden downloaden vanuit de Appstore. Een hele slimme mevrouw (of was het toch een meneer?) had een leuk idee: ze bedacht een app waarmee je aan je vrienden kon vertellen wat je aan het doen was. Of hoe het met je ging. Het werd de What’s up app. Afgekort tot What’s app. Omdat de ‘ en de spatie niet in de naam mogen voorkomen werd het via Whatsapp, WhatsApp. Met de klemtoon op de eerste lettergreep: WhátsApp. Kennelijk bekte dat niet lekker want al snel verhuisde de klemtoon naar de tweede lettergreep: WhatsÁpp. Beetje vreemd, want de app waarmee we de weersverwachting kunnen bekijken, noemen we ook niet WeerÁpp. Maar dat terzijde.
En toen ging het snel: ‘We appen!’, ‘Ik stuur je wel een appje als ik er ben!’, etc. En zo is onze taal opeens een werkwoord (appen) en een zelfstandig naamwoord (appje) rijker. Waarbij het laatste alleen als verkleinwoord bestaat. NB: Eigenlijk zou het moeten zijn: ‘We whatsen!’ en ‘Ik stuur je wel een whatsje als ik er ben!’