Raffie

Twee verhalen kwamen vanmiddag bij elkaar:

Raffie mijn maatje

Moeder met Raffie

Raffie was de Foxterriēr met wie ik vanaf mijn babytijd ben opgegroeid. Als ik huilde, duurde het maar even, of de hond stond met zijn poten op de rand van de wieg naar me te kijken. Toen ik kon lopen en de wereld ging verkennen, volgde Raffie mij overal waar ik ging. Wij waren de beste maatjes. Dat verklaart waarschijnlijk mijn liefde voor honden.
Ik was drie, toen Raffie er opeens niet meer was. Op die bewuste ochtend wilde ik, nadat moeder mij uit bed had gehaald, gewoontegetrouw naar de mand van de hond lopen. Maar geen mand. En geen hond.
Raffie was de vorige avond opgehaald door mensen uit Brabant, vertelde moeder. Die wilden hem heel graag hebben.
Ik begreep er niets van. Mijn beste maatje, die geef je toch niet zomaar weg? Ik was weken lang verdrietig. En boos. 
Een paar jaar later in de auto tijdens een vakantie: ‘Waar zijn we nu?’ 
‘In Brabant,’ zei mijn moeder. 
‘Dan kunnen we Raffie weer ophalen.’ 

 

Raffie de bijter

Mijn ouders woonden in de jaren ’40 en ’50 in een rustige straat. Er was nauwelijks verkeer. Wat fietsers, de bakfietsen van de bakker en de melkboer, de groentenboer met zijn paard en wagen, dan had je het wel gehad. Mijn vader had weliswaar in die tijd al voor zijn werk de beschikking over een auto, maar dat was dan ook de enige in die lange straat met zo’n honderd huizen. 
Honden liepen toen gewoon buiten op straat. Die van ons dus ook. Maar Raffie had een hekel aan fietsers. Rende er blaffend achteraan en hapte, als het even ging, in de flapperende broekspijp van de betreffende persoon. Met als resultaat dat mijn moeder een boze slagersknecht of postbode of anderszins iemand aan de deur kreeg en die ze slechts kon sussen met de toezegging dat ze de rekening van de kleermaker zou vergoeden. 
Maar het gebeurde zó vaak, dat ze soms in de kamer weggedoken onder het raam zat te wachten tot ze het hekje hoorde dichtklappen. Het boze manspersoon was vertrokken. 

Meppeler Courant – 4 oktober 1950

Mijn ouders vertelden later vaak dat in de Meppeler Courant regelmatig een berichtje stond over ‘de hond van K’. die weer had toegeslagen. 
Daar de Meppeler Courant in middels een archief met 175 jaar kranten online heeft staan, waarmee ik inmiddels enige handigheid heb gekregen, besloot ik eens te gaan zoeken op ‘hond+van+K’ en ja hoor, Bingo! Slechts één berichtje, maar toch.
Het stond in de krant van 4 oktober 1950. Ik was toen drieënhalfjaar oud. 

Mijn ouders hebben mij later wel verteld dat het verhaal over Noord-Brabant was verzonnen. Ze wilden mij de schok besparen dat ze mijn maatje hadden laten inslapen. Maar ik heb altijd gedacht, dat dat inslapen te maken had met ziekte of ouderdom van de hond. 
Tot vanmiddag, toen ik dit stukje in die krant uit 1950 vond.