Goedgemutst gingen we vanmiddag op weg naar Peize, om een bezoekje te brengen aan vriend Hans. Rustig op de A28, lekker muziekje aan, zonnetje erbij. Kortom: alles zat mee.
Tot even voorbij Spier. Opeens een lawaai en gebonk aan de linkerkant van de auto. En de penetrante geur van verschroeid rubber. Toch bleef de auto ondanks de snelheid van ruim 120 km/u nog uitstekend bestuurbaar.
Auto half op de vluchtstrook, half in de modderige berm gezet. Het was meteen duidelijk: het Toyota spuitbusje konden we laten waar het was. De linker voorband was rondom finaal afgescheurd.
Dus snel hesjes aangetrokken, gevarendriehoek geplaatst, een veilig heenkomen gezocht tussen de bomen en de ANWB gebeld.
In de 48 jaar dat ik lid ben van de ANWB was het de derde keer dat ik hulp vroeg van de Wegenwacht. Wat is er een hoop veranderd vergeleken bij de vorige keer. Je kon nu de auto van de wegenwachtman op je telefoon volgen. Had je tenminste iets te doen tijdens het wachten. Wat overigens slechts een half uur duurde.
‘Rijd u maar rustig over de vluchtstrook naar het Shell-station verderop. Daar staan we veilig. Ik blijf achter u rijden.’
Met een gangetje van 20 honkebonkten we naar genoemd benzinestation. Wat is een paar kilometer dan een eind.
Eerst was er nog sprake dat een collega van onze helper het wiel zou ophalen en ermee naar een van de depots in Assen of Geesbrug zou rijden, waar er een nieuwe band zou worden omgelegd. Maar vanwege de drukte bleek dit toch geen optie, zodat we met een opvallend kanariegeel achterwiel (het noodwiel mag alleen achter geplaatst worden), met een gangetje van 80 weer huiswaarts reden. Nu maar niet over de A28.
En de boosdoener? Een klein schroefje.