Jeuk

Vanochtend kreeg ik tijdens mijn wandeling jeuk op mijn rug. Echt heel vervelende jeuk. Niet te harden.
Als ik dan met T. loop, vraag ik: ‘Wil je even op mijn rug krabben?’
‘Iets naar links.’
‘Iets lager.’ 
‘Jaaaaa … bedankt!’
Maar vandaag liep ik alleen. En om nu een wildvreemde voorbijgangster te vragen of ze even over mijn, inmiddels enigszins bezwete, rug wil wrijven, ging mij en vast ook haar, te ver. 
Ergens tegen aanschurken dan? Het enige wat daarvoor beschikbaar was, was een lantaarnpaal. Maar die dingen zijn tegenwoordig zo glad, een beetje jeuk lacht erom, dus die heftige van mij zeker. 
Maar opeens lag daar, aan de rand van het trottoir, een stevig takje, een centimeter of veertig lang. Had ik op dat moment kunnen kiezen tussen het takje en een vijftig eurobiljet dan had ik toch geopteerd voor het takje. Waarmee ik aan de achterkant bij mijn nek het shirt kon binnengaan en zo de jeuk wegkrabben. 
Eigenlijk heel bijzonder: ik weet me geen raad van de jeuk en dan ligt daar maar zo dat takje, mijn verlosser. Zou er dan toch meer tussen hemel en aarde zijn?