Elsje

Gisteren hebben we schoonmoeder Elsje begeleid naar haar laatste rustplaats.

Ik heb erg opgezien tegen de rouwdienst voorafgaand aan de begrafenis. Die vond namelijk plaats in een kerk die ik als zwaar (of beter gezegd: topzwaar) classificeer. Eigen inbreng bleek nauwelijks mogelijk: het hele gebeuren moest volgens een vast stramien verlopen. Dat was zelfs vastgelegd in een ‘reglement’.
Maar het was de overledene’s wil en die hadden wij natuurlijk te respecteren.
 
De kerkdienst zelf viel, in tegenstelling tot die van mijn schoonvader dertien jaar geleden, alles mee. Na afloop heb ik de dominee gezegd: ‘Ik ben niet gelovig, maar de wijze waarop u, zoals we tijdens het voorgesprek hebben gevraagd, de levenswandel van mijn schoonmoeder in uw preek verwerkte, sprak mij desondanks erg aan.’
 
En ik was natuurlijk supertrots op mijn Tineke, toen die ná de eigenlijke dienst (dat wel!) een ‘Beknopt levensverhaal, tevens dankwoord‘ uitsprak. Zó rustig en beheerst. Ze had zelfs enige humor verwerkt in haar verhaal, zodat er gelachen werd in die kerk. Misschien wel voor het eerst. De dienstdoende ouderlingen in hun zwarte pakken konden overigens zelfs geen glimlach op hun gezicht toveren. Terwijl God toch van blije mensen houdt. Oók hun God.

En de enkele ‘kromme tenen momenten’, toen zowel vóór als ná de rouwdienst ouderlingen een gebed uitspraken en ik me even in Jan Siebelinks ‘Knielen op een bed violen’ waande? Die moeten we maar snel vergeten. 

Wat dat laatste betreft: hoe zou God er zelf over denken? Misschien zo? (aangereikt door mijn Tineke).